Van twee dingen één: óf je denkt, de boel is toch al naar de kloten, laat maar draaien die kern- en kolencentrales, of je denkt dat er nog wat te redden valt en dan denk je meteen dóór, op zoek naar een antwoord op de vraag: wat kunnen we doen? Ik heb intussen het goede voorbeeld gegeven door vierentwintig zonnepanelen te plaatsen die niet alleen mij geld opbrengen maar vooral, uiteraard, maken dat jaarlijks voor vijf MW minder vuile stroom opgewekt hoeft te worden.
Een belangrijke bijdrage kan ook worden geleverd door iets dat we in Nederland nog meer hebben dan zon, en dat is de wind. Dag en nacht, winter en zomer waait het wel en dat levert ook op voor zonnepanelen ongunstige momenten elektriciteit op. Men neme daarvoor iets oer-Hollands: windmolens.
Gisteravond zat Jan Mulder weer in DWDD om van zijn ergernissen over de maand april te vertellen, en toen kwam hij ook terecht bij de windmolens. ‘Je lievelingsvijand’, noemt Matthijs van Nieuwkerk die dingen, want Mulder kan onbeschaamd misbruik maken van zijn toegang tot de media om te foeteren op het feit dat er achter zijn huis in Groningen windmolens staan of worden gepland.
Aha, dacht ik en ging er eens voor zitten: daar zullen we het hebben.
Want een week of twee geleden stond er een groot artikel in de Volkskrant waarin werd onthuld dat er boeren en buitenlui zijn die de windmolens hartelijk verwelkomen. Niet omdat ze ze mooi vinden of blij zijn met deze duurzame vorm van elektriciteitsproductie. Welnee: omdat ze in bezit zijn van grond waarop windturbines gebouwd kunnen worden. Ideaal toch: je verhuurt de grond die je grotendeels ongestoord kunt blijven gebruiken en, geloof het of niet, ze vangen per windmolen jaarlijks dertig- tot vijftigduizend euro huur.
Er is merkwaardig weinig ophef geweest rond deze onthulling en het artikel in de krant maakte ook niet echt duidelijk wat dat betekende voor het rendement van de molens. Ik bedoel, stel dat zo’n molen voor dertigduizend euro per jaar stroom produceert – honderd euro per dag, ongeveer 500 kWh – dan is de opbrengst alsnog nul; en dan heb ik het nog niet over onderhoud, afschrijving en aanschafkosten van molen en bekabeling.
Maar nee, daar ging het Mulder helemaal niet om. Hij liet een stukje zien uit een interview met Liesbeth Van Tongeren van GroenLinks. De tekst laat zich raden, maar de reactie van Mulder was enerzijds niet verwonderlijk maar anderzijds van een barokke poëzie: ‘Die is doorgedraaid in het kwadraat van de voorbijgestreefde Europamaffia. GroenLinks moet opkomen voor het landschap, maar zij roept: pletter maar vol met dat ijzeren tuig.’
Afgezien van het feit dat de tekst in de schuimbekkende woede van Jan Mulder enigszins krakkemikkig overkwam, was het natuurlijk totale onzin.
Van twee dingen één: óf je voldoet gedwee aan de wens van de lamlendige bevolking die gewoon elk jaar een paar procent meer stroom wil gebruiken, kan geen reet schelen waar die vandaan komt, desnoods uit de kont van Máxima – en dan zet je dus veel windmolens neer, als je toch ook nog wat van het klimaat en het milieu wilt redden, Óf je zegt: we gaan de stroom twee keer zo duur maken en een massieve campagne voeren om minder stroom te gaan gebruiken. Of nog mooier: de stroom rantsoeneren.
En dan gaan we tegelijk, want dat is eigenlijk wat ik wilde betogen, een wet door het parlement jagen waarbij boeren verplicht worden hun grond om niet ter beschikking te stellen voor de bouw van windmolens. Daar gaan de boerenpartijen VVD en CDA natuurlijk dwars voor liggen, maar dat moet dan maar.
Waardoor we meteen ook Jan Mulder het zwijgen kunnen opleggen: geen molens in zijn achtertuin – de kosten gaan dan immers zodanig omlaag dat we met aanzienlijk minder molens toekomen.
________