De vraag is: wat moet ik eigenlijk met die tv-serie Maartens Moestuin? Ik heb de eerste aflevering met lichte vertraging bezichtigd. Die bestond voor een belangrijk deel uit wat Maarten ’t Hart er in de voorafgaande weken al over had losgelaten in diverse tv-programma’s en op de radio, dus hier was sprake van een lichtelijk valse start.
Even heb ik gedacht dat we een serie informatieve programma’s zouden krijgen, enigszins afgekeken van wat de BBC al sinds en dag op dit gebied presteert. Maar als het na de eerste aflevering in dezelfde trant doorgaat, dan word ik nu al besprongen door twijfels. Want Maarten ’t Hart rommelt maar wat aan, zo te zien. Op zich een ontspannen activiteit, waarbij hij zich elke keer weer met een ander hoofddeksel vertoont cq met dat prachtige eivormige kale hoofd van hem.
Uit wat de Grote Schrijver losliet bleek mij vooral dat de makers van het programma zelf geen idee hadden van wat ze aan het doen waren. ’t Hart gewaagde van lange wachttijden tussen de opnamen, waarbij sprake was van voortdurende onenigheid tussen geluidsman, cameraman en regisseur over wat wel en niet, en hoe dan wel of niet te filmen. ‘En als ik dan maar onkruid ging wieden riepen ze: niet doen, dat willen we filmen!’
Ik kreeg daar het bange vermoeden van dat de betrokkenen het project waren aangegaan zonder zelf over enige kennis te beschikken aangaande het op amateurniveau kweken van eigen groente en fruit en er voornamelijk naar keken als een kip naar het onweer. En dat alleen al daardoor dit geen programma ging worden waar de leergierige zelftelende tv-kijker nog wat van zou kunnen opsteken.
Heel langzaam rijpte in mijn hoofd het bange idee dat de bedoeling van de serie zou kunnen zijn: hier hebben we een Groot Schrijver, hij trekt ook wel eens een jurk aan, noem hem trouwens maar rustig een typische BN’er – en dan is het er dus eentje die niet voortdurend in de vakbladen als De Privaat staat, bij de echtscheidingsadvocaat zit of ’s morgens om negen uur al het eerste chardonnaytje naar binnen wipt. Maar integendeel er een maffe moestuin op nahoudt. Dat is pas lachen!
En maf is die moestuin zeker. ’t Hart heeft tienduizend vierkante meter grond met daarop een ‘bos’, een weiland en een moestuin en die moestuin is zo groot dat de rijen groentegewassen rustig mijlenver van elkaar staan of zelfs ineens diagonaal lopen – en waarvan hij bovendien een deel in gebruik heeft gegeven aan ‘een jongen’. Die jongen heeft van ’t Hart vier rodekoolplanten gekregen, ’t Hart wijst ze aan: vier forse rode kolen zoals de zelftuinier ze graag ziet en vol trots naar huis draagt. Maar ’t Hart vindt dat niks, zijn eigen rode kolen staan er ‘beter’ bij: miezerige bolletjes waarvan het buitenblad allang verlept is en per plant een nauwelijks vuistgroot kooltje opleveren. Dat is beter, zegt de Grote Zelfteler, die zijn lekkerder, ‘die jongen’ mest de grond te veel, Maarten doet er maar ‘een heel klein beetje’ beendermeel bij, zonder te vertellen wat beendermeel is en doet en hoeveel hij precies gebruikt.
Ik hoop dat Maarten in de komende afleveringen doet wat van hem verwacht mag worden: eenmaal in jurk de tuin in, daarna een paar ratten uit het kippenhok vangen en die braden met zo’n lekker rood kooltje erbij, gedroogde spinazie roken in zo’n ouderwetse wiettrechter. Er zijn nog gekkere mogelijkheden.
En dan vragen we aan Omroep Max wel om een verantwoorde serie te plannen over het zelf kweken van lekkere groente, hoe je dat precies doet en hoe je de oogst toebereidt en/of met je buren deelt of ruilt, en dat dan niet op tienduizend, maar bijvoorbeeld op 50 vierkante meter.
Daar hebben we wat aan. Kijken we die serie over Maartens Moestuin er voor de grap wel bij.
________