De krant waar ik lang werkte kreeg in 1972 vrijwel gratis een directeur die van huis uit wijnhandelaar was, en dat ook nog in Roermond, maar die niettemin geloofde dat hij verstand had van journalistiek. Zijn belangrijkste poging tot vernieuwing in dat vak: de redactie moest voortaan alle flauwekul weglaten en het streven volledig richten op een langjarig project. Alle lezers van de krant moesten vroeg of laat hun eigen portret in de krant zien staan. Klantenbinding, noemde hij dat.
Hij besefte blijkbaar niet dat dat een wel erg langjarig project zou worden, want de krant had toen nog 75.000 abonnees – een snelle rekensom maakt dat het daarbij om 225.000 mensen ging. Zelfs als je elke dag twintig portretten zou publiceren, was je er nog bijna vier jaar mee bezig. En dan nog had de lezer maar één keer zijn of haar eigen konterfeitsel in de krant zien staan, buiten ontzettend veel wildvreemden.
De redactie wist uiteindelijk de goede man ervan te overtuigen dat zij er sinds jaar en dag naar streefde, sterker nog, het ervoer als haar core business, ervoor te zorgen dat alle abonnees zich dágelijks zouden herkennen in de pagina’s van hun krant.
In diezelfde tijd was het bij de krant weliswaar gebruikelijk tijdens de carnavalsdagen aandacht aan het fenomeen te besteden door het plaatsen van foto’s, gemaakt door haar eigen fotografen. Hen kon enig artistiek en journalistiek inzicht benevens vakbekwaamheid niet worden ontzegd. Zij streefden er dus naar iedereen die de foto’s zag het ‘carnavalsgevoel’ te verschaffen. De laatste foto’s van dat type stonden steevast op carnavalsdinsdag in de krant: op Aswoensdag was het allemaal voorbij en deden we of dat hele carnaval nooit had plaatsgevonden en keerden we terug, net als iedereen, naar het leven van alledag.
Vandaag is het Aswoensdag en helaas moet ik weer, maar gelukkig voorlopig voor de laatste keer, over carnaval beginnen. De krant, die vandaag een omvang van 52 pagina’s tabloid heeft, bevat twintig, ik herhaal twintig pagina’s carnaval, waaronder een apart katern met alleen door lezers ingezonden foto’s, om precies te zijn 51 stuks op elf pagina’s. Sinds 1972 blijken de rollen omgekeerd: de lezers willen nu niet meer uitsluitend zichzelf in de krant zien, maar de foto’s die ze zelf hebben gemaakt. Het resultaat is natuurlijk hetzelfde: allemaal nietszeggende foto’s van wildvreemde mensen die in dit geval merendeels vrolijk verkleed zijn.
Op de voorpagina staat een wervend bedoelde kreet bij de verwijzing naar het fotokatern: ‘Al elfduizend inzendingen!’ Dat wil dus zeggen dat 10.949 lezers vandaag de krant teleurgesteld in de hoek gooien, want hún foto staat er niet in.
De oplage van de krant is sinds 1972 gehalveerd.
Tegelijk met het journalistiek zelfvertrouwen van de redactie, blijkbaar.
_______