Ergens in een duister hoekje op internet is een hoofdstuk gaande van de eindeloze soapserie die ‘reclame’ heet. Ik meen dat het onderwerp meer in het bijzonder de relatie tussen kapitalisme en reclame betreft. En democratie, niet te vergeten. Waarbij het er op lijkt dat in de modernste tak van de Nederlandse taal het meervoud van het goed Nederlandse woord ’advertentie’ reclames blijkt te luiden. Ik denk dat de media’s daar schuldig aan is.
Toen ik nog bij een dagblad werkte besefte ik maar al te goed dat mijn riante salaris voor een belangrijk deel werd gefinancierd uit de advertentieopbrengst. Dat was een angstige wetenschap. Die pagina waren bepaald niet gratis. Wat als de adverteerders er nu eens achterkwamen dat de mensen al die advertentiepagina’s geen blik waardig keurden en dat zij, de adverteerders, dies de krant de rug zouden toekeren? Een tijdlang dacht ik zelfs dat de adverteerders idealisten waren die graag goede doelen steunden: die beseften terdege dat ze mijn salaris financierden en beschouwden dat als een goed doel.
Maar eerder deze week heb ik weer eens kond gedaan van mijn besef dat adverteerders – die van de overlijdensadvertenties daargelaten – vermoeden of zelfs weten en in ieder geval verwachten dat betalen voor een advertentie een goede investering is die zijn geld dubbel en dik opbrengt.
Inmiddels zijn we al jaren aangeland in de nadagen van de in dagbladen, althans gedrukte nieuwsmedia, afgedrukte advertenties. Men ziet nu vooral de advertenties van de goedkope discountkruideniers in dagbladen en/of huis-aan-huisbladen, gericht op mensen die geen televisie hebben en geen internet of die moderne verschijnselen niet willen hebben of niet weten van het bestaan ervan en van wat je ermee zou kunnen.
De reclame speelt zich tegenwoordig af op de televisie. Dat is zo schreeuwend duur dat de adverteerder wel heel zeker moet weten dat de investering ook rendeert. Ik heb daar geen idee van, ik kijk alleen reclame als ik de hervatting van het erdoor onderbroken tv-programma niet wil missen, de afstandsbediening niet kan vinden, niet hoef te plassen of de afwasmachine te vullen of te legen. Bij de reclame valt me de doorzichtigheid van de truc op – Carglass, inspelend op de angst voor een kapotte voorruit – en de laatste jaren intrigeert me de onbegrijpelijkheid van de boodschap; ook sta ik verbaasd over de manier waarop een advertenties je vooral attendeert op de zwakke punten van het aangeprezen product, waardoor je je wel tweemaal bedenkt voor je het in je aankoopbeleid betrekt. Ik doel hier op bepaalde advertenties van Volkswagen, Opel en van Sunweb. (‘Dat verwacht je niet voor zo’n prijs’).
Gisteren bezocht ik een energieke ondernemer die de gekste dingen doet. Nu had hij bij zijn tankstation een wasmachine geïnstalleerd met een reusachtige trommel waarin je, gewoon in de openlucht, achttien kilo (of vergelijkbaar wasgoed) dekbedden kunt wassen. De machine staat er sinds begin januari, de ondernemer heeft er geen reclame voor gemaakt, maar dag in dag uit worden er dekbedden gewassen – één ding weet ik al heel lang zeker, in een dorp zoals waar ik woon is de enige echte effectieve reclame de mond-tot-mondreclame. Meestal prijs ik me gelukkig dat het geen mond-op-mondreclame is, Maar dit uiteraard geheel terzijde.
En o ja, het frapper toujours zou ik bijna vergeten. Du Bo, Dubon, Dubonnet.
_______