In een land met een recente geschiedenis als Rusland is het ongetwijfeld een heidens karwei om een openingsceremonie voor de Olympische Spelen in elkaar te zetten in de traditie van de totale waanzin, die de laatste decennia gebruikelijk is bij dit type manifestaties. Eén ding was nog overgebleven van de Sovjettijd, toen je je nog wat kon veroorloven zonder dat je handelsbetrekkingen risico liepen: de vijfde ring van het Olympisch symbool deed het gewoon niet. Je kunt er wat achter zoeken, maar het kan ook zijn dat de een of andere Sergej nog even de formulieren zat in te vullen die nodig zijn om de schakelaar in de juiste stand te zetten.
Het marcheren op het Rode Plein zijn ze in ieder geval nog niet verleerd, het ziet er nog altijd zo ontzettend – hoe zal ik het zeggen – Noord-Koreaans uit, al hebben de marcheerders dan wel leuke kleertjes aan in aandoenlijke pasteltinten. Ik zat er enigszins blasé naar te kijken, eerlijk gezegd. Niet alleen wegens de vraag ‘wat heeft dit met de Olympische Spelen te maken’, ook niet door het ietwat onbeholpen commentaar van Hans van Zetten die sportverslaggever is en dus niet beter hoeft te weten (hoewel hij feilloos direct een driedubbele Rietberger met overlangse schroef, tongslag en banketbakkersroom herkende.)
De muziek was wel en niet verrassend. Ze hadden natuurlijk een moderne componist een deuntje kunnen laten samenstellen, maar ze kozen voor bestaande werken van beroemde Russen. Je zou verwachten dat het dan de beurt zou zijn aan Sjostakowitsj, die met veel tegenzin de hele Grote Vaderlandse Oorlog op muziek zette, maar nee: het was de Notenkraker van Tsjajkovskij, en, om Frankrijk niet voor het hoofd te stoten, niet diens 1812 Festival Ouverture; verder iets van Chatsjaturian, (de Sabeldans, meen ik) misschien ook iets van Prokovjev en, wellicht heel verrassend, een stuk uit de Sacre du Printemps van Igor Strawinskij, meteen al aan het begin.
Buitengewoon fraai vormgegeven was natuurlijk het gedeelte over de kunst in de jaren twintig en dertig, met die prachtige Stijl-lettertypes en in fraai rood uitgevoerde vormen uit die stijl – ik meende zelfs de beroemde toren van Tatlin even voorbij te zien komen.
De gruwelen van de burgeroorlog na de Revolutie, de moordpartijen van Stalin, de Goelag en de laatste jaren van stagnatie en neergang werden keurig overgeslagen, evenals de knechting van het Oostblok, en al helemaal de Grote Vaderlandse Oorlog, want daar worden de aanwezige Duitsers niet graag aan herinnerd. Maar de perestrojka kwam wel voorbij, ook in dat fraaie lettertype.
Dat Valentina Teresjkova nog leeft, de enige ruimtevaarster die helemaal alleen, heel lang geleden, in het heelal is geweest! En bovendien nu een keurige Russische burgertrut is! Zij en nog andere BR’ers hielpen bij het hijsen van de Olympische vlag, die vervolgens enkele minuten slap naast de wapperende vlag van de Russische Federatie hing. Toen vond de desbetreffende bediende de schakelaar van de ventilator die door een spleet in de vlaggenstok een fikse wind liet waaien waardoor de vlag ook begon te wapperen, wat minder geestdriftig die van die van Rusland.
Maar hij was dan ook honderd jaar oud en een beetje wappermoe, wellicht. Of gewoon flink wat zwaarder dan het moderne dundoek.
En toen lieten ze de Spelen beginnen.
En konden wij, alvorens tussen de hagelwitte lakentjes te schuiven, een geeuw niet onderdrukken.
________