‘The Beatles – The Night That Changed America’. Dat was dus op 9 februari vijftig jaar geleden, toen The Fab Four in de Ed Sullivan Show optraden. De claim met al die hoofdletters sloeg, weten wij met onze kennis van achteraf, absoluut nergens op. Daarna begon bijvoorbeeld de Vietnamoorlog pas goed op gang te komen, en ging nog een jaar of elf door. Als iets echt Amerika veranderde, dan was het Woodstock in augustus 1969, dat voor een belangrijk deel een protest was tegen die oorlog. Maar let op het tijdstip dat de Beatles bij Ed Sullivan (ook al veertig jaar dood) optraden: het was maar enkele weken na de moord op Kennedy en de Beatles vormden kennelijk een welkome afleiding van de verwarring waaraan het land ten prooi was gevallen.
Intussen weten we dat Amerika niet te veranderen valt, alle presidenten, ook de ‘vreedzaamste’ zijn oorlogen begonnen en/of ermee doorgegaan, zinloze, ondoordachte oorlogen en het grootste geschenk moest nog komen: de vooral door Amerikaanse financiële struikrovers veroorzaakte financieel-economische crisis, die nog altijd voortduurt – terwijl wij een feestje vieren met de Beatles, meer in het bijzonder: met wat er van over is.
Vrijdagavond mochten wij in Nederland van die uitzending genieten en ik moet zeggen – mits jullie er verder geen al te grote ruchtbaarheid aan geven – ik was ontroerd en ik zat twee uur lang gegalvaniseerd, om maar eens een onvertaalbare Amerikaanse uitdrukking te gebruiken, naar de kijkbuis te loeren die geen buis meer is maar een bewegend schilderij.
En wat zag ik? En wat hoorde ik? Een heel stel Amerikaanse artiesten die allerlei nummers van de Beatles een eigen jasje hadden aangetrokken en ten gehore brachten, met, voor mij voorop: Stevie Wonder die gelukkig niet kan zien hoe raar zijn resterende haar zit. Allerlei nummers, simpele liedjes eigenlijk, maar omdat we in de jaren zestig zo hoteldebotel waren van die vier knullen, is het ten gehore brengen van Love Me Do, Yellow Submarine en Sergeant Pepper’s Lonely Hearts Club Band een emotionele atoombom geworden. Elders in huis werd naar Utopia gekeken en dus zat ik alleen voor het toestel, de koptelefoon op om maar niks te missen, keihard en ongetwijfeld oervals mee te brullen – een man van ruim 75 jaar die een beetje gek doet.
Sergeant Pepper: de LP die ik kreeg van de collega’s van De Gelderlander, met wie ik groot was geworden en die feitelijk mijn familie waren, en van wie ik voor de poen afscheid nam – dat ging er door mij heen, dat hartverscheurende afscheid, zou ik zeggen als een sportverslaggever mij de vraag had gesteld.
Intussen lette ik wel op. De enige overgebleven Beatle die zichzelf was gebleven zat vooraan: Paul McCartney, ietsje jonger dan ik en ik dacht steeds: Paul, klim op dat podium, doe eens voor hoe het eigenlijk moet, maar dat moment was voor het laatst bewaard, alles was veel te strak geregisseerd. Naast hem zat Ringo Starr, die een poging deed de gaten op te vullen die John Lennon en George Harrison hadden geslagendoor te gaan zingen, solo, ook nog. En nog meer tweederangsfiguren hadden zich in de kijker weten te spelen: Yoko Ono en haar zoon, een zoon van George Harrison zag ik. Vrijwel volledig onzichtbaar cq afwezig was Hollywood – alleen Tom Hanks, die ik afgelopen week nog zag in Castaway, en die ten tijde van die Sullivan Show 7 jaar was; hij was kennelijk de enige aanwezige filmster, want de regie toonde tientallen keren zijn gezicht.
Zaterdag las ik in de Volkskrant een artikel over mensen die gestopt zijn met webloggen en e-mailen en het drong tot me door dat ik daaraan dacht tijdens de Beatlesshow van de avond ervoor. Die ging over de warme moederschoot van de onschuldige jaren zestig, toen je nog beroemd kon worden zonder een allesvernietigend publicitair bombardement zoals we dat tegenwoordig kennen. Dat ik dacht: zullen we maar stoppen met al die onzin van Facebook, Whatsapp, Twitter, LinkedIn, Gmail en alle bijpassende internetongein. Zaterdag kwam ook de via internet bestelde zomerpet aan, die bij het passen absoluut nergens op bleek te slaan en was het besluit zo genomen dat we eens wat voorzichtiger op internet gaan kopen en dat echte winkels bezoeken veel leuker is en je een zomerpet pas koopt als je voor de spiegel in die winkel hebt gezien dat hij je bevalt. En staat.
En het was me ineens duidelijk dat er sinds 1960 maar twee uitvindingen zijn gedaan die een positieve bijdrage hebben geleverd: de mobiele telefoon, maar dan als middel om een noodoproep te doen als je met de auto in een sloot ligt of op een bergwandeling je been hebt gebroken, en de digitale camera. Gewoon, omdat ik er lol aan beleef.
De popmuziek heeft sinds 1964 ook nauwelijks een ontwikkeling doorgemaakt, dat bleek ook nog maar weer eens. (Hier krijg ik nog last mee.)
Dus dat was een show van buitengewoon groot belang. Ik ga hem zo nog eens even kijken. Uitzending Gemist, dat is de derde uitvinding die tot nader order mag blijven.
________