Een willekeurig dorp ergens in West-Europa. Zo’n dorp waar de voorzieningen verdwijnen wegens sterk aangescherpt besef van kostenbewustzijn bij de exploitanten – de bank, de pinautomaat en het postkantoor zijn al verdwenen, en kort daarna volgt de kruidenier die sinds mensenheugenis zat in het riante hoekpand tegenover de kerk en het ook al voormalige gemeentehuis. De voormalige kruidenier liefhebbert in de gemeentepolitiek, dat komt er nog bij. Dus dat pand stond leeg, zoals zo veel.
Er is altijd wel een avonturier te vinden die zo’n lekker groot, centraal gelegen winkelpand onweerstaanbaar vindt, en er voortvarend zijn partijenhandel in vestigt. Hij houdt het niet al te lang vol, ook al omdat hij scheef wordt aangekeken door de ondernemers in de winkelstraat van het dorp: hij is een vreemde eend in de bijt en dat valt nooit meteen goed.
De eigenaar van het pand vindt, wonderlijk genoeg, opnieuw twéé huurders, maar ook die moeten al snel de pijp aan Maarten geven, waarna een mevrouw uit een naburig stadje opduikt, er een winkel in vestigt in van alles en nog wat en zelfs tot haar eigen verrassing flink aan het verkopen slaat. Omdat ze soms ook artikelen verkoopt die de ingeboren ondernemers ook wel eens voorradig hebben, is er vanaf het begin een zekere wrevel tegen de ‘indringster’ uit het naburige stadje.
De ‘indringster’ heeft intussen iets heel doms gedaan: ze deelt de elektriciteitsmeter met haar bovenbuurman. Hoe dom zoiets kan uitpakken blijkt wanneer de buurman gaat meedoen aan de in de regio algemene neiging tot de snelle winst, die nog net niet huis-aan-huis wordt beoefend: wietteelt. Hij pakt het ook grandioos aan, inclusief de klassieke manoeuvre: hij verdonkeremaant zijn excessieve stroomverbruik.
Hij kan toch niet voorkomen dat door deze of gene oorzaak de politie er letterlijk lucht van krijgt en een inval doet – zelfs via de winkel van onze heldin. Tot laat in de avond draait de hakselaar van de politie op volle toeren en intussen ook de roddelmachine. Enkele concurrerende ondernemers nemen zelfs de moeite om links en rechts aan te bellen om het nieuws te melden – de indringster uit naburige stadje speelt daarin gemakshalve de wel erg goed uitkomende rol van mogelijke medeplichtige van de thuisteler. De stroommeter wordt weggehaald en de winkel zit zonder stroom en krijgt die voorlopig ook niet terug.
Je kunt het meesmuilen drie dorpen verderop horen.
Het plaatselijke krantje zet op zijn website een bericht over de zaak, waarin de naam vermeld wordt van de politicus die vroeger eigenaar is geweest van het pand. Dit is tegen diens zere been en hij begint een telefoonbombardement tegen het krantje: zijn naam moet er uit. ‘Maar u bent toch al lang geen eigenaar meer van dat pand?’ Maar nee, hij kan het niet gebruiken in zijn verkiezingscampagne, dat zijn naam in dezelfde alinea staat als het woord ‘wietteelt’, zijn naam moet eruit, eruit, eruit!
Hij weet als geen ander dat in een dorpje een vals gerucht wel snel verspreid is, maar in geen honderd jaar weer in te trekken.
Tot zover het altijd weer idyllische dorpsleven ten voeten uit.
________
Laatste reacties