Maar als ik nou ook eens wat mag zeggen: ik ben dezer dagen bezig een periode van ongeveer zes jaar af te sluiten waarin ik, om redenen van inkomstenverwerving, intensief in contact stond met het Midden- en Kleinbedrijf, zeg maar rustig het MKB Brandstof, van de zinderende enclave in het Zuiden des lands waar ik mijn dagen slijt. Het betreffende contact is mij niet erg goed bekomen, moet ik zeggen. Je kunt rustig stellen dat het feit dat ik nu, niet door mijn eigen toedoen, niet meer aan dit turbulente leven van dit deel van de aardkloot hoef deel te nemen, mij – met alle spijt over de gederfde inkomsten – voorkomt als een bevrijding.
Want uitzonderingen daargelaten zijn de leden van deze nijvere tussenlaag van de samenleving mij allesbehalve medegevallen en vanmorgen heb ik ze, opnieuw uiteraard uitzonderingen daargelaten, tegenover een andere consument nog eens omschreven als ‘dat deel van de natie dat de rest van de samenleving beschouwt als een grote portemonnee, waarvan de gehele inhoud naar hen toe moet komen, en rap een beetje, en als het niet goedschiks kan, dan moet het maar kwaadschiks.’
Ik wil verder niks ten nadele van de neringdoende middenstand zeggen, hoogstens nog dat ik jullie aanraad ze permanent in de gaten te houden, met de hand op de knip. Ik spreek soms mensen die er op wijzen dat velen in de bedoelde kringen toch maar ’s morgens voor dag en dauw uit de veren moeten, zes dagen in de week, ten einde op steeds wisselende marktpleinen in weer en wind hun waren aan de man en/of vrouw te brengen. Allemaal waar. Maar deze filantropen doen dat niet zonder klinkend eigenbelang en daarentegen wel met winstoogmerk.
Nog zoiets: is het leuk om een of meer saaie supermarkten te hebben waar je je dag en nacht de benen voor uit je geachte achterwerk rent? Nee, natuurlijk. Maar de situatie gaat er heel wat rooskleuriger uitzien als je je realiseert dat ook deze bezigheid geen windeieren legt, tenzij je bedragen van rond de ton (of meer) netto per jaar tot de windeieren wilt rekenen, natuurlijk.
En in zo’n supermarkt werken tussen de tachtig en honderd mensen. ‘Die verdienen toch maar mooi de kost omdat wij ze werkgelegenheid verschaffen’, zegt de exploitant desgevraagd. Minder dan een ton per jaar, zou ik daar, zeer ter snede, aan toe willen voegen.
Eind vorige week kwam het MKB Brandstof met het lumineuze idee ‘hoe je toch al niet al te karige inkomen verder te vergroten over de ruggen van dat personeel’, namelijk door de winkel van ’s morgens vroeg tot ’s avonds open te houden, zeven dagen in de week, maar daarvoor niet meer de toeslagen te betalen voor arbeid op daartoe minder aangename uren. De MKB’ers in kwestie vinden dat ook wel arbeidsongename uren, maar die worden voor hen natuurlijk weer sterk veraangenaamd door de binnenstromende revenuen: elk uur langer open levert harde pegulanten op. Een echte MKB’er wil daarvoor desnoods 360 uur in de week werken.
Maar wat ik eigenlijk wilde zeggen is dit: ik adviseer het winkelpersoneel aan hun eigen MKB’er het advies te geven de toeslagen te steken op de plaats waar de zon niet schijnt, en vervolgens zelf met de kids van het zonnetje te gaan genieten.
Natuurlijk moet je even wennen aan de bijbehorende inkomstenderving. Maar daar moet je maar even doorheen bijten en met mij roepen: de winkels doordeweeks dicht om 18.00 uur, op zaterdag om 16.00 uur en op zondag gesloten. En anders is er nog altijd de Voedselbank.
Zijn ze nou helemaal een haartje betoeterd.
_________