Hoe eigenaardig zit het menselijk geheugen in elkaar – ik kijk naar het jongste kleinkind (ik heb er inmiddels drie) dat heel dichtbij woont en dus vaak te ‘bezichtigen’ is en denk: wat ik daar zie, heb ik dat ooit zo gezien bij die andere vier, ‘eigen’ kinderen? Ik kan het me niet herinneren. Van de vroegste jeugd van die vier staan alleen een paar min of meer dramatische beelden me voor ogen: een dochter vol overgave slapend in de box, maar die ik ook, in Brussel, net voor aanstormende auto’s kan weggrissen, een zoon die ik nog net kan redden voor hij, staande in de box een metalen asje uit een speelgoedauto in een stopcontact steekt, een zoon die ik probeer liefde voor klassieke muziek bij te brengen door hem te laten luisteren naar de Mondscheinsonate, een zoon die je ‘s nachts – trip trip trip uit zijn kamer hoort komen en tussen zijn ouders in hun bed duikt en meteen doorslaapt.
Van luiers verwisselen herinner ik me weinig tot niets, maar mijn handen wel: alsof de laatste keer niet bijna dertig jaar geleden was ontdoe ik de jongste kleindochter van een vuile luier en trek haar een schone aan – benen, gelukkig van de juiste dikte, omhoog met de middelvinger tussen de mollige voetjes, luier eronder, plakkers dicht, kleding rechttrekken, klaar.
En daarna turen in die knalblauwe ogen. Kijken of je kunt ontwaren wat ze denkt. Ze denkt natuurlijk, ze is een mens. Maar wat denkt ze? Meestal kijkt ze je aan, zo te zien absoluut blanco, tot ineens een vaag glimlachje over haar gezicht trekt, ze langs je heen kijkt en dan is die blanco blik terug. Je verbeeldt je van alles. Bijvoorbeeld: wat kijkt ze alert, zou dat een teken van intelligentie zijn? Ik herinner me plots ook dat je dat van al je kinderen dacht – het is nog uitgekomen ook. Toevallig, want een baby van een paar maanden geeft helemaal dat soort signalen nog niet.
Net als de ouders van de kleindochter kijk je graag naar dat ronde hoofdje met een wipneusje, grote blauwe kijkers, klein, af en toe iets ‘mompelend’ mondje – het is ook een esthetisch genoegen, het is een gaaf kunstwerk, als een met bladgoud bedekt gipsen engeltje aan het plafond van een barokke kerk; nee, veel mooier.
En ik realiseer me dat we dat ook vonden van je eigen vier stuks, terwijl je nu, kijkend naar de babyfoto’s (voor zover voorhanden, wat fotografeerden we toch weinig, vroeger) denkt: jeetje, het waren geen schoonheden, gelukkig dat dat niet in de weg heeft gestaan dat je onvoorwaardelijk van ze hebt gehouden.
Waarna je een reeks onverantwoorde conclusies van gedragsbiologische aard gaat trekken.
En het je heel gemakkelijk valt nog even niet te denken aan de met deuren slaande recalcitrante puber die ze over een jaar of dertien, veertien zal zijn.
Het is veel gemakkelijker die gedachte te vervangen door het beeld van de bedaagde grootvader die het kind voorleest uit een verantwoord literair boek, waarna ze als vanzelf in de ban raakt van de wereld van kunst en literatuur.
Moet te realiseren zijn.
_______