Je kunt je best voorstellen dat Vlissingen ooit een maritieme wereldstad was, met een ligging die sterk lijkt op die van Lissabon. Niet dat Vlissingen verder nog iets van de Portugese hoofdstad heeft, maar dat estuarium van de Schelde, dat heeft toch maar gemaakt dat Vlissingen ook een ‘internationale’ naam heeft, namelijk Flushing.
Ik was wel eens in de buurt geweest maar nu hadden we een willekeurige datum geprikt, 23 en 24 november, voor een vooral culinair getint verblijf.
De stad heeft een indrukwekkende skyline met enkele hoge torens, maar daarnaast een ‘waterfront’ met vooral oudere huizen en diverse hotels en restaurants, een fotogenieke Gevangentoren die er heel authentiek uitziet maar pas een dikke vijftig jaar er uitziet als een echte toren, met een spits dus. Er zit een restaurant in waar het goed genieten is van een uitbundige fruits de mer, als die op de vroege zaterdagavond niet reeds nagenoeg op is.
Daarnaast is er het Bellamypark, met een lange rij restaurants en terrassen waar afgelopen zaterdag zelfs wat mensen buiten zaten omdat Vlissingen baadde in de zon.
Daar in de buurt, aan de Spuistraat, staat ook een rijtje prachtig gerestaureerde huizen in Jugendstil. Die drukken ons met de neus op het feit dat de Westerschelde vooral toegangsweg is tot de haven van Antwerpen, en dat er dan ook Belgische loodsen werkzaam zijn op de riviermond. En die Belgische loodsen woonden voor een deel in Vlissingen, in die in 1910 gebouwde woningen aan de Spuistraat. Ze hadden trouwens ook een eigen Belgische Loodsensociëteit, tegenwoordig dienstdoend als hotel.
Goed, dat was Vlissingen, dat ik nu enorm tekort doe.
In Middelburg, de provinciehoofdstad, moet je op zondagmorgen bij lichte motregen niet zijn, als je niet ten prooi wilt vallen aan een lichte depressie. Er is letterlijk geen hond te zien en alles maar dan ook alles is potdicht – als me verteld zou worden dat het ook nooit meer opengaat, zou ik het kunnen geloven.
Maar ze zijn er wel, de Middelburgers, maar waar? Ja, waar anders dan in de kerk. Bijvoorbeeld in de Abdijkerk, onder de Lange Jan, de op acht na hoogste kerktoren van Nederland, blijkt propvol met een menigte die staand gezellig koffie drinkt. We mogen er niet in ‘want het tocht’, deelt een functionaris mee, dus sjokken we verder. Nog wat torentjes, het stadhuis dat bij dit weer en deze leegte, zo als spookkasteel kan doorgaan; en dan maar op huis aan.
Via de tunnel onder de Westerschelde naar Hulst waar ze een rockcafé hebben en de Willibrordusbasiliek met een oerlelijke toren uit 1955, een marktje en zelfs mensen op terrassen, en een ijverige bonnetjesschrijver die er ook niks aan kan doen dat je hogere wiskunde moet hebben gestudeerd om de parkeermeter te bedienen.
De honger begint intussen te knagen. We verlaten de autoweg E313 om dan maar in Lier iets te gaan nuttigen, maar er blijken meer, veel meer, veel te veel meer mensen op hetzelfde idee te zijn gekomen. Dan maar naar Herentals waarvan de wielrenner Rik van Looy nog eens keizer was en waar ze weer zo’n fraai voormalig ‘stadhuis’ hebben, nu weer genoemd naar zijn oorspronkelijke functie: Lakenhal.
In het voormalige postkantoor, nu een prachtig restaurant dat er, net als misschien vroeger de posterijen, eigenaardige openingstijden op nahoudt, moeten we later nog maar eens gaan proberen te eten, het lijkt me de moeite waard.
En hup naar huis. In de vallende deemster nog even goedkoop getankt en zachtjes, zoals al eerder aangekondigd, op huis aan.
________