Hoe raar de tijd in elkaar zit: in ben geboren op 12 november 1938, dat was twintig jaar en een dag na de wapenstilstand van 11 november 1918 en dus het einde van de Eerste Wereldoorlog, en vijfentwintig jaar en tien dagen vóór de moord op John Kennedy op 22 november 1963 – de beroemdste president van de Verenigde Staten aller tijden, tevens een schuinsmarcheerder van het bijpassende wereldformaat.
En daarna verstreken vijftig jaren waarin er hoegenaamd niets gebeurde in de wereldgeschiedenis, of het moesten The Beatles zijn, of de Vietnamese oorlog, of de eenentwintigste eeuw.
Mijn geboorte stond in het teken van de rest van mijn leven: altijd degene die het laatste nieuws ook als laatste hoort.
Want op de dag dat ik geboren werd stond Hitler’s propagandaminister Joseph Goebbels de internationale pers te woord om te officiële versie te geven van de aanleiding tot de Reichskristallnacht van de nacht tevoren: dat het hier een spontaan optreden van het Duitse Volk betrof tegen het internationale Jodendom.
Het was natuurlijk een ordinair pogrom, en het markeerde het ‘officiële’ begin van de Jodenvervolging – de naam van de nacht was heel cynisch, hij verwees immers naar het ingooien van de etalageruiten van Joodse winkels overal in Duitsland.
Nauwelijks opgemerkt was intussen dat nog een dag eerder Kemal Atatürk was overleden, de vader van de Turkse staat, Türkye Cumhuriy, die in principe nog altijd bestaat.
Het was kort nadat het Italiaanse leger in opdracht van Benito Mussolini mosterdgas had gebruikt in de opmars tegen het Abessijnse leger, de Spaanse burgeroorlog was in de laatste, uiterst bloedige fase en dat waren nog maar enkele van de feiten die op of kort voor de dag van mijn geboorte nauwelijks bekend waren in die straat in Nijmegen waar ik geboren werd in het voorkamertje – men had daar ook wel iets anders aan het hoofd. Want met vereende krachten werd daar geprobeerd te zorgen dat ik in ieder geval mijn eerste dag zou overleven, ik kwam donkerpaars ter wereld, wilde niet huilen en woog maar net 2500 gram, een geboortegewicht dat destijds weinig goeds voorspelde. Ik werd door de atheïstische huisarts die bij de bevalling aanwezig was onder protest gedoopt, voor het geval dat.
Mijn vader had twee jaar eerder al een doodgeboren dochtertje ten grave gedragen, dus hij zal alle complicaties die ik hem bezorgde moeizaam hebben bezichtigd, hij zal niet nog eens met een klein kistje op de schouder naar de ongewijde grond náást het kerkhof hebben willen lopen, waar hij zelf een gat moest graven – wat een vuilakken waren die roomschen toch, om een bedroefde vader tot zoiets te dwingen.
Dat was het zo’n beetje wat ik vandaag wilde zeggen. O nee: merken jullie dat de Tweede Wereldoorlog in het hele verhaal niet voorkomt? Toch heb ik die wel degelijk meegemaakt.
Maar Compiègne en Dallas, daar zat ik ongeveer midden tussen, en dat is altijd zo gebleven.
Wat ik zeg: de tijd en de geschiedenis zijn net een trekharmonica.
_________