Sinds een poosje heb ik weer een abonnement op de papieren regionale krant. De daar werkende jongelui zijn, vermoed ik, carnavalsvierders. Vandaar dat de krant van zaterdag, maandag en dinsdag uitpuilde van informatievrije artikelen aangaande dit feestje dat, laten wij elkaar geen ‘mietje’ noemen – hoort tot de talloze gelegenheden die wij mensen door het jaar heen krijgen om ons eens lekker vol te laten lopen, de beest uit te hangen en elkaar te betasten.
Het is toch nog lang geen carnaval, zult u verbaasd opmerken, en inderdaad, carnaval is het pas op dinsdag 4 maart, in zijn zuiverste vorm zelfs pas na werktijd op die dag. Maar de doorgewinterde carnavalist begint alvast op de elfde van de elfde maand, op 11 november dus, en in toenemende mate ook op de avond van de tiende, voorbereidingen te treffen; er zijn allerlei plechtigheden voorzien die een ontzettend officieel tintje krijgen maar toch vooral tot doel hebben je lekker vol te laten lopen, de beest uit te hangen en elkaar te betasten.
Overigens heb ik beroepshalve wel eens een ‘sietsoeng’ moeten bijwonen. Wat een droeftoeters voornamelijk, als ze die tien biertjes nog niet op hebben.
Dezelfde krant heeft op de website geregeld een ‘poll’, beter bekend als enquête. Vorige week was dat er een over carnaval.
De stelling was: Carnaval komt er weer aan. In de papieren krant stond de uitslag. Veertig procent van de bijna duizend stemmers onderschreef de eerste mogelijkheid die luidde: ‘het laat me koud’, dertig procent kruiste aan ‘ik heb de wintersportvakantie al geboekt’ en de laatste (kleine) dertig procent meldde carnaval geweldig te vinden.
Het gekke is natuurlijk dat de krant zelf daar niet de conclusie uit trekt dat het dus wel een beetje minder kan met het aantal pagina’s met foto’s van hossende dronkelappen: nog geen derde deel van de bevolking – van Limburg, nota bene – ziet iets in carnaval.
Waarom vallen jullie ons er eigenlijk mee lastig?
O, jullie vinden het zelf zo ontzettend leuk. Nou, dan heb ik niks gezegd, natuurlijk.
______