De belangrijkste Italiaanse literaire prijs, de Premio Strega, is dit jaar gegaan naar het boek ‘Resistere non serve a niente’ ‘Verzet heeft geen zin’, van Walter Siti.
De schrijver zelf noemt het boek een historische roman. Dat klopt ook wel, al speelt het verhaal zich af in een zeer recent verleden, het heden en de nabije toekomst, namelijk de periode van het inmiddels uit de hand gelopen neokapitalisme. De hoofdfiguur is Tommaso Aricò die alleen met zijn moeder in Rome opgroeit – zijn vader is voor hem een mythische figuur; hij zit in de gevangenis, hij blijkt de voltrekker te zijn van enkele (bijna ouderwets geworden) veroordelingen van de maffia.
Tommaso heeft als kind last heeft van zwaarlijvigheid, waardoor hij buitengesloten wordt door zijn leeftijdgenoten. Hij heeft wel een bijzonder talent, namelijk voor wiskunde en dan vooral de kansberekening. Dat wordt kennelijk in maffiakringen op prijs gesteld, want Tommaso wordt op 18-jarige leeftijd in een dure Zwitserse kliniek op rigoureuze wijze van zijn probleem afgeholpen en gaat daarna studeren, geen wiskunde maar economie, waarbij weinig aan het toeval wordt overgelaten; gerenommeerde buitenlandse universiteiten, stages bij toonaangevende banken, onder andere in Londen. Hij is lang niet de enige, veel kinderen van bij de maffia betrokken ouders laten hun kinderen een dure opleiding geven, want de maffia gaat met de tijd mee in de jaren tachtig en negentig. De georganiseerde misdaad ziet aankomen dat er enorm veel geld te verdienen is in het inmiddels in bloei rakende neokapitalisme en heeft daar bekwame krachten bij nodig.
Tommaso ontwikkelt een bijzonder talent, namelijk zeer trefzeker speculeren op dalende koersen en het hedge fund dat hij opricht als doctoraalproject, Persona, groeit als kool en verschaft hem een leven van luxe en weelde.
Hij raakt ook persoonlijk verzeild in die wereld, heeft een stormachtige relatie met een oogverblindend model, Gabriella, en daarnaast met een ingetogen schrijfster. Hij heeft vrienden in die wereld die, anders nog dan Tommaso, absoluut geen scrupules en geen moreel besef hebben over hun werk in de bankwereld, die inmiddels van kwaad tot erger gaat – iedereen daar beseft min of meer dat wat ze doen misdadig is, maar de verleiding van de macht en de rijkdom is te groot. Siti beschrijft hoe de ommekeer van 2008 in die wereld aankomt: men ziet dat men er zelf de oorzaak van is, verlegt hier en daar de koers, doet het soms wat voorzichtiger aan maar aan het principe verandert niets. Waarom zou je ook iets doen als je de macht in handen hebt, in feite de democratie en het verschil tussen wel en niet crimineel hebt afgeschaft en zelfs te hulp geroepen wordt om de ergste nood, ontstaan door de crisis, te helpen lenigen.
Siti beschrijft heel cynisch hoe de oude politiek langzaam wakker wordt en ook te koop blijkt – politici die niet meedoen, blijken hopeloos ouderwets, dat is zelfs te zien aan hun kleding, hun gezelschap en waar ze eten.
Dat klinkt allemaal spectaculair, maar het boek als zodanig is helaas moeilijk of helemaal niet te lezen door de eindeloze bespiegelingen in economische, politieke en bancaire vaktaal waaruit het grotendeels bestaat. De vaak niet eens bestaande miljarden vliegen je om de oren (en over de wereld, zonder een spoor na te laten), en het duizelt je helemaal als het erom gaat over (een van de vele voorbeelden) het beïnvloeden van de koers van de Australische dollar door te gokken op de uitslag van de Zuid-Afrikaanse verkiezingen.
Het boek – de schrijver overlegt geregeld met Tommaso over de voortgang ervan – zit wel degelijk goed in elkaar. Siti zorgt dat je vanaf de eerste pagina de dreiging van de (ouderwetse) maffia op de achtergrond voelt; daar wurgt de vader van Tommaso op een afgelegen plek waar een groep leidende maffiosi bij staat een ‘veroordeelde’. Daarna volgt nog een andere inleiding waarin sprake is van een experiment waarbij capucijner-aapjes leren omgaan met geld en daarbij, als het ware per ongeluk, de prostitutie ontdekken – later in het boek ontdek je dat de normaliteit van prostitutie een onlosmakelijk onderdeel is van en feitelijk synoniem is met het neokapitalisme waarin alles te koop is voor geld. Een van de vrouwen in het boek zegt ergens: ‘Als een vrouw van een rijke ondernemer een armband met smaragden krijgt en de sleutel van zijn hut (op zijn jacht) en ze weigert de armband en de sleutel, dan is ze een stommerik. Neemt ze de armband aan maar gebruikt ze niet de sleutel, dan is ze een kutwijf. Neemt ze de armband en gaat ze de hut binnen, dan is ze een hoer.’
Siti kan niet nalaten Tommaso Aricò moreel volkomen aan lager wal te laten raken: zijn vriendinnen laten hem in de steek en als een oude kennis hem snel geld vraagt, eist hij als tegenprestatie seks met de twaalfjarige dochter van de vriend – die vriend stemt daar overigens zonder aarzelen mee in. ‘Ze heeft nog veel tijd van leven om het te vergeten,’ is zijn eenvoudige redenering. Tommaso, die het eigenlijk alleen eiste omdat hij de lening niet ziet zitten, hapt toe en neemt het kind mee naar een hotel.
Voort zover mij bekend is er nog geen vertaling van het boek in het Nederlands voorhanden; ik zou daarbij een bewerking willen voorstellen: als je tweemaal pagina’s lang hebt gelezen over de werking van short selling en speculatie a la baisse plus de invloed van dat alles op de politiek, maar dan vooral de Italiaanse, dan weet je het intussen wel.
Dat gezegd hebbend is Resistere non serve a niente een cynisch geschreven verhaal over onze tijd waarbij de eenvoudige loontrekker gruwt van wat zich afspeelt en tegelijk doet beseffen dat hij of zij er niets, maar dan ook niets tegen kan doen. Inderdaad: verzet heeft geen zin.
__________
Later ook te zien op Boek & Film