Meloenen zijn lekker. Nee, ik ken mensen die meloenen niet lekker vinden. Maar volgens mij vinden de meeste mensen de meeste meloenen wel lekker.
Ben ik de enige die bij het methodisch in beetgrage brokjes verdelen van een Galia-meloen denkt: hoe komt het toch dat een meloen lekker is? Die meloen, als plant van de familie der Cucurbita, leeft al een eerbiedwaardige poos op de wereld, aanzienlijk langer dan bijvoorbeeld mensen. Hoe ‘weet’ een meloen precies die smaak aan te nemen die wij mensen lekker vinden?
Tot de Cucurbita horen ook de courgette, de komkommer, de augurk een enorme club pompoenen en vele andere planten, waarvan de meeste oneetbaar bitter of zelfs giftig zijn. Dat geldt trouwens voor veel plantenfamilies, neem de Vlinderbloemigen die ons smakelijke erwten en bonen leveren en heerlijk geurende lathyrus, maar ook zeer giftige lupine.
De courgette smaakt voornamelijk nergens naar, komkommer en augurk behoeven een ingrijpende bereiding voor ze echt lekker worden, en ook van de meloenen is de smaak niet altijd zo verrassend lekker als van een Galia, de meloen die ik net sta te snijden; neem de watermeloen die inderdaad voornamelijk naar water smaakt, lekker fris water, dat wel – in Italië roept de marktkoopman achter de berg onbeschoft grote groene ballen: ‘Si mangia, si beve, si lava la faccia’, vrij vertaald: je kunt hem eten, je kunt hem drinken en je kunt er je gezicht mee wassen.
Een kort antwoord op de vraag: hoe komt het dat een meloen ergens een smaak vandaan heeft gehaald die uitgerekend door mensen lekker wordt gevonden is natuurlijk: hij is een product van menselijk handelen, namelijk zorgvuldige selectie en kruising, en dus een product van de afgelopen twee-, driehonderd jaar. Maar die smaak moet er in essentie al in gezeten hebben vóór zo’n geduldige tuinman er aan begon. Lang voor er mensen waren, dus.
De meloen is, als alles dat groeit en bloeit en altijd weer boeit, een product van de evolutie, de planten die wij om ons heen zien zijn succesvolle overlevers van de strijd om het bestaan.
Dus die meloen heeft ook gediend als voedsel voor dinosauriërs en al hun voorgangers en opvolgers.
De vraag die ik me stelde was dus: proefden die dieren ook wat wij proeven als ze een meloen aten? Zoet, aromatisch, zelfs enigszins sensueel? Maar wat heeft dat te maken met de evolutie? De meloenen mochten ook weer niet te lekker zijn, anders hadden ze de strijd niet gewonnen en waren ze uitgestorven. De dinosaurussen kwamen, dom genoeg, niet op het idee eens een paar meloenen met elkaar te kruisen en daarna uit te zetten in hun moestuintje.
En mensen hebben er ook heel lang over gedaan voor ze er achter kwmen dat ze de smaak niet alleen lekker vonden, maar ook naar hun hand konden zetten.
Ik merk nu dat ik een onderwerp heb aangesneden waar ik geen verstand van heb, maar waar vermoedelijk wel een twintigdelige encyclopedie over geschreven kan worden met daarbij een cassette met 24 dvd’s in HD en 3D, ingesproken door David Attenborough of Philip Bloemendal.
Daar wachten we dan maar op.
________