Een paar dagen te laat, maar ach, het kan nog wel even: mijmeren omtrent Karen Black, die vorige week op 74-jarige leeftijd overleed. Ik neem aan dat een groot percentage van de bezoekers van dit weblog nu al doorbladeren omdat ze geen flauw vermoeden hebben wie Karen Black zou kunnen zijn, mede omdat de laatste serieuze film waarin ze speelde Airport was, uit 1975, een rampenfilm waarover ik het zo dadelijk even wil hebben.
Ze speelde in Easy Rider, lees ik, en in Five Easy Pieces en zo nog het een en ander, maar daar herinner ik me haar niet van. Het was dat lichte loensen van haar met die verbijstering opengesperde ogen die mijn aandacht trokken. Dat ze maar een paar maanden jonger was dan ik kwam een beetje als een schok, maar dat komt natuurlijk ook doordat ze na 1975 niet veel bijzonders meer heeft gedaan, op cinematografisch vlak: forever 36.
Airport was zo’n film waar filmkijkers als ik nog dagelijks plezier aan beleven. Tegenwoordig noemen ze het, meen ik, iconisch, zo’n film, waarin alle mogelijke verleden en toekomstige rampen elkaar in onvermurwbare steevastheid plegen op te volgen: eenmaal de wielen van de grond weet je: het komt nooit meer goed met dit vliegtuig. De modernste films op dit gebied worden steeds slordiger, trouwens, zoals in Flight, dit jaar uitgekomen, waarin voor de zekerheid van complete rampsoed een vóór de start al half uit elkaar gevallen vliegtuig wordt bestuurd door een dronken cokeverslaafde piloot.
Hoe Airport precies verloopt herinner ik me niet. Het gaat over een Boeing 747 waarin tijdens de vlucht een en ander goed misgaat: beide piloten gaan bijvoorbeeld dood. De enige aan boord die nog enigszins in aanmerking lijkt te komen om het toestel te besturen, is een stewardess. Natuurlijk. Een stewardess vliegt toch heel vaak, die zal wel afgekeken hebben hoe het moet. Zoals iemand die vaak in het ziekenhuis ligt uiteindelijk daardoor een volleerde arts wordt.
Hoe dan ook: het beeld dat ik voor ogen heb is dat verbijsterde gezicht van Karen Black, meer loensend dan ooit, die in het pikdonker door de gebroken voorruit van het toestel in de stromende regen staart en probeert de instructies van de verkeerstoren uit te voeren. Stel je even voor: het toestel vliegt minimaal 300 kilometer per uur, ik weet niet precies wat er gebeurt als regendruppels met die snelheid in je gezicht knallen, maar gunstig voor je teint kan het niet zijn.
Karen snapt ook wel dat het geen makkie kan zijn, een vliegend flatgebouw van 70 bij 70 meter en zes verdiepingen hoog zelfs maar in de buurt van een landingsbaan te krijgen, laat staan er veilig op te laten landen en voor het einde van die baan ook nog tot stilstand te brengen, maar ja, wie moet het anders doen? Maar onder moeilijke omstandigheden komt het beste in de mens naar voren, dat natuurlijk wel, en Karen lukt het daarom ook, ik neem aan dat ik niks nieuws verraad. Destijds hadden ze nog geen Jackasses, anders had er wel in de ondertiteling gestaan: Don’t try this at home.
En daarna alleen nog maar derderangs dingetjes gedaan in de filmindustrie, Karen. Zodat ze geeneens de dokter kon betalen toen ze onlangs ziek werd.
De moraal is eenvoudig: als het je lukt geheel ongetraind in slecht weer een half gesloopte Boeing 747 aan de grond te zetten, dan wil dat nog niet betekenen dat je verdere leven succesvol verloopt.
________