Sinds bij drie jaar tob ik met een enorm probleem: ik weet niet wat voor digitale fotocamera ik moet kiezen. Ik heb sinds 2001 in totaal vijf digitale camera’s gekocht, diverse verschillende modellen en merken, en uiteindelijk voldeden ze geen van alle aan de eisen die ik ben gaan stellen. Ja, ben gaan stellen want de eerste tijd heb ik nogal verbijsterd staan kijken naar de kwaliteit van de foto’s die uit de simpelste camera’s kwam, maar dat kwam omdat ik niet goed keek; geleidelijk aan kwam ik erachter dat de echte kwaliteit gezocht moest worden bij de digitale camera met verwisselbaar objectief – maar ook daar waren onoverkomelijke bezwaren tegen.
Die camera’s waren (en zijn) namelijk groot en zwaar en wel zodanig dat het onmogelijk is de camera te gebruiken voor snapshots die ik toch ook wil kunnen maken. Een digitale camera met een tas vol lenzen is prima, maar dan moet je alleen op stap zijn en uitsluitend omdat je wilt fotograferen. Slenteren in een grote stad en af en toe iets schieten, daarvoor is die tas met spullen te zwaar en te groot.
En te duur.
Inmiddels is er een nieuwe categorie digitale camera’s op de markt gekomen die met elkaar gemeen hebben dat ze betrekkelijk licht zijn, opvallend klein en toch met verwisselbaar objectief. En voorzien van een grote zichzelf reinigende chip, een cruciaal punt.
Eerste bezwaar tegen een deel van de in die categorie beschikbare producten: ze hebben geen zoeker maar alleen de monitor aan de achterkant en het domste gezicht van de 21ste eeuw tot nu toe vind ik wel de mensen die met de camera een eindje boven hun hoofd naar dat raampje staan te staren in plaats van de camera gewoon tegen hun wenkbrauw te duwen. Op die manier vallen de Nikon 1 en de Canon EOS M al af.
Fujifilm X100 heeft wel een zoeker – een ouderwetse, heel goed dus – maar is boven mijn budget: ik zou er meteen wel een 300 mm lens bij willen, terwijl de body met standaardlens al 1300 euro kost. Deze camera lijkt sprekend op een oude Leica, en het type camera wordt dan ook wel ‘retro’ genoemd. Leica heeft prachtige camera’s die aan alle eisen voldoen maar beginnen bij drieduizend euro. Er is een eenvoudige versie van duizend euro, uitgebracht in samenwerking met een spijkerbroekenmerk (geen idee wat ik me van die combinatie moet voorstellen) maar die heeft weer geen normale zoeker.
Olympus was de eerste die uitkwam met een replica van de Pen uit het midden van de vorige eeuw, die een appèl deed op onze zunigheid en zo in elkaar zat dat op een filmrol van 36 beelden er 72 gemaakt kon worden, halfkleinbeeld heette dat. Ik heb daar al over gesproken in mijn vorige verslag van deze speurtocht omdat ik, dat vergat ik nog te melden, minstens een 18 mm equivalent van een ouderwetse kleinbeeld camera wil. De Pen heeft een zoomlens van 28-85 mm, heel leuk, maar niet meer van deze tijd. Hij valt trouwens ook al af door het ontbreken van een zoeker.
De goedkoopste in dit genre is de Samsung NX1000, een camera met veel aantrekkelijke eigenschappen, maar… zonder zoeker. Sony Nex: zelfde laken een pak.
Een aantal camera’s wordt aangeprezen met hun WiFi-faciliteit, waarmee je foto’s direct nadat je ze gemaakt hebt aan je tachtigduizend Facebookvrienden kunt sturen. Of die dáárop zitten te wachten. Ik wist helemaal zeker dat ik dat niet wilde toen ik de reclamefilm voor zo’n camera zag: parachutisten springen uit een vliegtuig, tijdens de vrije val maken ze foto’s en als ze op de grond zijn hebben ze elkaar de foto’s al gestuurd. Van het verbijsterende uitzicht hebben ze alles gemist en het lijkt me nog gevaarlijker dan tv-kijken tijdens het autorijden.
Kortom, ik ben er nog niet uit.
Indien iemand nog een cadeautje zoekt voor mijn 75ste verjaardag: De Leica M-E van 4800 euro (zie foto) lijkt me geweldig. Je kunt er nog precies vier maanden voor sparen.
______