De echte Harmonie/Fanfare fanaten, die de muziek zien als een vorm van sport, kijken eerst naar de cijfers en die vallen tegen voor de Banda Musicale Stanislao Silesu. Met 84.50 punten staan ze voorlopig nog helemaal onderaan in de Eerste Divisie Harmonie. En dat is dan met als kanttekening, dat ik die cijfers best wel eens verkeerd zou kunnen interpreteren. Ik heb ze opgehaald van de website van het Wereld Muziek Concours in Kerkrade, dezer dagen het Mekka van de blaasmuziek, waar de banda al voor de zoveelste keer aan deelnam.
Ik ben meer een fanaat van goede muziek in het algemeen en heb, ook al in het algemeen, zo ongeveer niks met sport, met uitzondering wellicht van ’s werelds meest beoefende indoorsport. Maar ik was toch bij het concert in de Rodahal in Kerkrade waar de punten werden uitgedeeld aan het zeventig-, tachtigkoppige harmonie-orkest uit het plaatsje Samassi op Sardinië, onder de rook van de hoofdstad Cagliari.
Gistermorgen zat ik al om negen uur aan het eerste van een serie kopjes koffie met de 72-jarige Francesco Pittau, die al sinds mensenheugenis heerst over de Banda en van wie ook familieleden deel uitmaken van het orkest. Bijvoorbeeld Monica, die klarinet speelt maar ook druk is met PR, boekhouding en andere hand- en spandiensten. De koffie gaat gepaard met lekkere, mierzoete koekjes die smaken naar citroen en naar kaneel, die la signora Pittau in Samassi heeft gebakken alvorens naar het barre Kerkrade af te reizen, waar het, volgens de Italianen, zo warm is als ze nog nooit op Sardinië hebben meegemaakt. Met dank aan ozon-, CO2- en smogvervuiling die nu eenmaal integrerend onderdeel uitmaken van het Zuid-Limburgse klimaat. Het is de bedoeling dat ik de koekjes sop in de koffie, zodat ik, tegen de tijd dat ik voldoende van de koekjes binnen heb, ook een stuk of vijf kopjes koffie heb genuttigd.
Koffie uit een minuscule caffetiera, belangrijk element in de wijze waarop de Sardijnen hun huisje in een bungalowpark in Schin op Geul hebben veranderd in een heel normaal Italiaanse keuken, met een halflege fles rode wijn, een slordig pak met Sardijns brood, carasau, die koekjes in diverse smaken en die mensen die gezellig sardu tegen elkaar praten, een taal die wel te lezen valt, maar niet te verstaan.
Zestien jaar geleden maakte ik kennis met ze, voor een reportage in het Limburgs Dagblad in de aanloop naar het toenmalige WMC, hartelijke, ultragastvrije mensen die er een dusdanig goede herinnering aan overhielden dat het feit van het interview prominent blijkt opgenomen in het dikke, zware boek de geschiedenis van de blaasmuziek in het algemeen en die van de Banda Lao Silesu in het bijzonder is opgenomen. Waar ik en passant zwart op wit ben benoemd tot dottore. En nu waren ze weer in Limburg en zat ik aan de koffie met koekjes, praatte wat met ze en keek toe hoe tussendoor de boekhouding werd gedaan. Want er komt wat bij kijken, bij zo’n reis. Zelfs als ze niet, zoals vroeger, er een toeristisch tripje aan vast knopen: morgen, maandag, zijn ze alweer terug op hun eiland met die schitterende groenblauwe zee er omheen. En ik bedacht dat er in die zestien jaar meer, veel meer, veranderd was in de wereld.
Maar eerst dat concert. Vooral muziek van de Landgraafse dirigent en componist Hardy Mertens. Gecompliceerde, vermoedelijk moeilijk te spelen stukken, maar voor mijn oor deed de banda het heel goed, plechtig in het zwart, de vele dames op hun mooist, in deze muziek die het moet hebben van haar geraffineerde klankkleur en de sfeer die zij daarmee oproept. Onwillekeurig vroeg ik me natuurlijk wel af, hoe dit orkest de Rhapsodie in Blue van Gershwin zou spelen, of Dumbarton Oaks van Strawinsky, of de Suite voor Variété Orkest van Sjostakowitsj zou spelen. Maar dat is natuurlijk onzin: wat is er mooier dan muziek uit het eigen dorp?
Wat nu wèl ontbrak was de launeddas, de Sardijnse herdersfluit. Francesco Pittau had die nog voor me bespeeld in 1997.
Maar dat had misschien niet gemogen, in wedstrijdverband. Het lijkt me zoiets als op het WK voetballen spelen met een kokosnoot.
Of nog mooier: een knalrode ballon.