Vreest niet, gij kleingelovigen, die gelooft dat mgr. Dr. J. Gijsen is overleden in Sittard. Welnee, hij is met lichaam en ziel ten hemel opgenomen (vanaf de Kolleberg) waar hij nu zetelt aan de rechterhand van god, zijn favoriete plaats, vanwaar hij zal komen oordelen, de levenden en de doden, vivos et mortuos. En dan met name uiteraard degenen die het gewaagd hebben hunne stemmen tegen hem te verheffen waardoor hij uiteindelijk op het kille IJsland terecht kwam, een land dat eigenlijk heel goed bij ’s mans karakter zou gaan passen.
Waarom de Heere Heere een voorkeur heeft voor onsmakelijk uitziende mannetjes, dat is een van de wat minder blije geheimen des geloofs. Ik bedoel, je kon tijdens de diverse journaals waarin gisteren van het verscheiden van d’r Jo melding werd gemaakt maar beter niet aan een maaltijd zitten, aangezien daar steeds ’s mans portret werd getoond.
Terzijde: je moet op dat punt ook weer niet te kieskeurig gaan zitten doen, want dan kun je helemaal geen tv meer kijken. En hoe zie je er zelf uit, als je even objectief in de spiegel kijkt. In dit geval doel ik inzonderheid op de toestand van het bisschoppelijk gebit – daar vormde hij geen uitzondering in, ik zie zelden iemand op de televisie met wie je wel een vorkje zou kunnen prikken zonder geconfronteerd te worden met aan diens ingewanden ontsproten grondeloze putlucht, te ruiken via een zongebruinde ruïne van een gebit. Let maar eens op.
Maar ik wilde me dus even beperken tot de mond van monseigneur, die volledig voldoet aan de beschrijving die Oom Gerard Reve ooit gaf van de mond van de befaamde communistenleider Paul de Groot: een rundervagijn van een mond.
De laatste berichten omtrent Zijne Heiligheid vernam ik uit het veelgelezen boek van Maarten van Laarhoven en Henk Langenberg, geheten In God’s Naam. De auteurs maken van Gijsens bestaan gewag op twee opmerkelijke plaatsen in dat boek, dat gaat over het wel zeer vrolijke leven van ook al wijlen deken Joep Haffmans. Eerst zien we Gijsen als surveillant op het seminarie (priesteropleiding) Rolduc in Kerkrade, in een scène waarin hij ’s nachts de priesterstudenten begluurde die zich lagen af te trekken. Daarna wordt melding gemaakt van zeer regelmatige bezoeken van Gijsen aan zijn vriend Haffmans, ten einde samen met hem gebruik te maken van Haffmans’ sauna. Het boek vermeldt niet of daar ook sprake was van aftrekken.
Toch was ik in de jaren zeventig een warm voorstander van de komst van Jo Gijsen als bisschop van Roermond. In mijn visie zou deze rechtlijnige prelaat de roomsche kerk met gemak kunnen reduceren tot het selecte groepje dwaallichten dat die instelling zou behoren te zijn. Helaas heeft deze of gene paus dat ook ingezien en Gijsen naar het Noorderlicht gestuurd om verdere schade te voorkomen.
Gijsen heeft meerdere boeken geschreven die om voor de hand liggende redenen beter ongelezen kunnen blijven. Helaas moest ik er een lezen omdat ik onderwijsredacteur van het Limburgs Dagblad was. Het was een boek waarin Gijsen aanwijzingen gaf hoe het roomsch-katholiek onderwijs naar zijn mallemoer geholpen kon worden. Ik omschreef, in mijn recensie uit 1989, het boek als ‘cynische afschrijving van vrijwel geheel de huidige samenleving’.
Het ergste was misschien het in het boek gehanteerde Nederlands dat ik, genadiglijk, want zo ben ik wel, omschreef als van moeizame kwaliteit.
Zo. Volgende patiënt.
_______