Je kunt natuurlijk beweren dat je puur uit belangstelling voor het technische karwei – het plaatsen van een compleet voetgangersviaduct, in dit geval – naar een plek des onheils gaat. Wie op het idee is gekomen, dat weet ik niet, maar om de een of andere reden is de voetgangersbrug helemaal in Groningen gemaakt en het wegdek is in één stuk afgelopen nacht hierheen gebracht en op zijn plaats gehesen. Altijd weer een wonder dat het lukt en dat hij past. Al sta je dan raar te kijken dat er daarna nog enorm gekronkel aan te pad komt van mannen in oranje pak, gewapend met buitenmodel steeksleutels.
Maar het mooiste zijn toch de baliekluivers die niks te doen hebben en dus het hele gebeuren al de hele ochtend gadeslaan.
En ik trof het. Er stonden er een stuk of tien, waarvan enkele gewapend met hond.
Terwijl ik wat foto’s maakte voor mijn blaadje mompelde iemand naast me: ‘Weet je waarom de ene helft van het wegdek zwart is? Voor de zwartwerkers.’ Dat soort humor.
Hij had een lekkere dikke jas aan want er stond een gemene koude wind en tijdens het praten, dat maar niet ophield, likte hij steeds snel aan zijn rechterwijsvinger.
Hij had de knal nog gehoord waarmee een vrachtwagen met daarop een container en daarop weer een reclamebord tegen de voormalige houten brug was gereden, die daardoor in elkaar gedonderd was, een jaar of drie geleden.
Hoe hij vervolgens op de tunnels in de buurt van het meer van Plitvice in voormalig Joegoslavië terecht kwam en daarna naadloos op een fjord in Noorwegen, dat ging me iets te snel, maar vóór ik er nog iets aan kon toevoegen was hij aangeland bij de eigenaardigheden van de Noorse taal. ‘Weet je wat bier is, in het Noors?’ Ik wist het wel, maar wilde horen wat hij zou zeggen. ‘Öl!’ zei hij triomfantelijk, ‘Hahaha, we moesten wel lachen, we smeerden de keel er al jaren mee!’ En verder ging het over de prijzen van de meest gevraagde artikelen, die in Noorwegen hoog liggen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld in de buurt van Plitvice, waar ze laag blijken te zijn.
Je weet maar nooit waar je die informatie voor nodig kunt hebben.
Opeens draaide man zich om en wees naar het sportcomplex waar de voetgangersbrug heenvoerde. ‘Over veertien dagen is daar de Samenloop voor Hoop.’
‘Dat weet ik,’ zei ik, ineens oplettend. Het klopte trouwens niet.
‘Ik doe ook mee, als survivor. Ik ben zo dankbaar dat ik het heb mogen overleven.’
‘Zeker, zei ik,’ dacht aan Lance Armstrong en zette de startblokken vast klaar, denkend: waarom ben je uitsluitend survivor van kanker en nooit van griep of een maagzweer?
‘Ja ik loop wel met een stoma,’ zei hij, en keek me onderzoekend aan, of ik wel begreep wat hij bedoelde.
Ik zei: ‘Zo, nog een foto van die monteur die daar languit onder de brug ligt en dan maar weer eens op huis aan. Koud windje hier.’
Ik voelde zijn teleurgestelde blikken in mijn rug. Hij had de stoma graag nog even aan me getoond.
_______