Toevallig heb ik het laatst bij de hand gehad: iemand in mijn kennissenkring had ooit, misschien wel twintig jaar geleden, een onderhandse euthanasieverklaring getekend, met de bedoeling dat daar gebruik van zou worden gemaakt als hij zou dementeren. De laatste tijd is hij wat warrig geworden, weet niet altijd precies waar hij is, heeft zelfs een periode gehad waarin hij, als gevolg van een stoornis in de hersenen, enigszins afatisch leek. Was dit de toestand als bedoeld in die euthanasieverklaring? Kennelijk niet, want een paar dagen later kon hij luid en duidelijk meedelen dat hij er absoluut nog niet aan toe was.
Waaraan je kunt zien dat de (huis)artsen die geconfronteerd worden met zo’n verklaring een groot probleem hebben: als de betrokkene zover is dat hij of zij niet meer kan zeggen dat hij of zij het moment van uitvoering van deze laatste wens gekomen acht, dan geef je daar als arts geen uitvoering aan – en als je wel, nog kennelijk bij je min of meer volle verstand, kunt zeggen wat je wilt, betekent dat meteen ook dat de dementering blijkbaar nog niet zo ver is gevorderd dat euthanasie zoals de betrokkene ooit heeft gezegd te willen, namelijk wegens dementering, ook uitgevoerd moet worden.
In de gevallen in mijn omgeving waarin euthanasie de oplossing was voor een uitzichtloos lijden, werd inderdaad de wens daartoe kenbaar gemaakt korte tijd vóór het daadwerkelijk gevolg geven aan de wens om niet verder te lijden. Je zou dan ook weer kunnen zeggen: zo’n wens wordt ingegeven door de allesoverheersende wens verlost te worden van de pijn – de patiënt wil misschien alleen maar lekker slapen – zonder dat hij of zij dus helemaal rustig en bij helder verstand de voors en tegens heeft kunnen overwegen.
Toch werd in laatstgenoemde gevallen wel degelijk overgegaan tot euthanasie, waarbij ik denk dat het argument voor de betrokken arts ook was: het is toch binnen een of twee dagen afgelopen, het maakt niet veel meer uit. En een al grotendeels demente bejaarde, dat heb ik ook meegemaakt, kan nog tien jaar voort, steeds dieper wegzakkend in een volstrekt mensonwaardig bestaan – ik stond erbij en zag iemand die leefde in een permanente nachtmerrie waar niets meer tegen te doen was en herstel, hoe miniem ook, uitgesloten leek. Het lijden was uitzichtloos, maar euthanasie zou de patiënt misschien wel vijf, zes jaar ‘leven’ ontnomen hebben.
In het laatste geval werd de natuurlijke dood afgewacht, mede op grond van godsdienstige overwegingen van de familie.
Hoe dan ook: zo bezien is effectief de bodem onder de euthanasiepraktijk weggevallen.
________