‘Zo worden de gewone mensen gepakt. De politie wist natuurlijk al lang waar ze moesten zoeken, maar we zijn gewoon letterlijk het bos ingestuurd, mij maak je niks wijs. We lopen dagenlang door die rotbossen, met al dat groen en nergens een terrasje om op uit te blazen.
En dan zogenaamd een wandelaar die per ongeluk vindt wat wij al twee weken zoeken in alle hoeken. Ha! Gewoon om ons verschut te zetten. En wij ons maar inzetten en iedereen roepen hoe geweldig het is dat wij dat allemaal doen en intussen heeft de politie de vrije hand, die kan doen wat ze wil, die lachen zich dood om ons.
Nou ja, het kan natuurlijk best zijn dat echt een wandelaar zogenaamd per ongeluk die vondst heeft gedaan. Een wandelaar die moeilijk langs het kanaal loopt en in duikers kijkt, in plaats van keurig op de paden te blijven, zie je het voor je? Dat klopt toch van geen kant, doorgestoken kaart, als je het mij vraagt.
Ja, je hebt wel van die lui die op hun eentje aan het werk gaan, die moet je in de gaten houden, dat zijn de lui die het succes helemaal voor zichzelf willen houden, een of ander stuudje natuurlijk, of een zonderling, want wie gaat er nou alleen wandelen? Is nog gevaarlijk ook, want wat loopt er allemaal voor gespuis rond in de natuur, nou, dat hebben wij de laatste dagen wel gezien. Allemaal zogenaamde wandelaars die een beetje liepen te lachen omdat wij serieus de politie wilden helpen.
Bij ons waren er genoeg die de politie niet wilden helpen, want de politie deed gewoon niks, dachten ze, en dat blijkt dus ook het geval, als die wandelaar het niet gevonden had wisten we nou nog niks. Wij, vrijwillige zoekploegen, zouden het uiteindelijk wel gevonden hebben en dan hadden we er beertjes en bloemen bij kunnen leggen voor we de politie gingen waarschuwen, want we weten ook wel dat je er met je fikken vanaf moet blijven.
En de volgende keer blijf ik lekker op de tv naar het geklungel kijken, de jongens hier in de buurt denken er net zo over. Ongevraagde hulp is zelden aangenaam, mijn ouwe moeder zegt het ook altijd, die wacht tot haar invalide buurman om hulp vraagt, ze biedt niks aan. Daar had ik aan moeten denken voor ik in die stomme bossen ging rondstruinen op zoek naar die jongens – en ik was er nog wel zo van overtuigd dat ik ze zelf zou vinden in zo’n huisje van een oud zielig vrouwtje, gezond en wel.’
_______