Eerlijk gezegd dacht ik dat dr. Henk Waltmans allang dood was. Je hoorde namelijk absoluut niets meer van hem, al meer dan twintig jaar. Nu blijkt hij deze week te zijn overleden, 83 jaar oud, ook nog veel jonger dan ik altijd gedacht had.
Henk was een van de leukste Kamerleden die ik ooit sprak. Hij vertegenwoordigde de Politieke Partij Radicalen in Eerste en Tweede Kamer en het Europees Parlement; jaren was hij burgemeester van Landsmeer, daarna korte tijd waarnemer in Brunssum, waar hij geboren was. En hij was oprichter van het Europahuis in Bemelen, waar tegenwoordig ook al het woord ‘voormalig’ voor staat. De mede door hem opgerichte PPR ging begin jaren negentig op in GroenLinks, maar dat was niks voor Henk, wellicht omdat daarmee radicaal de band met de katholieke politiek werd afgesneden. Niet dat Henk een kwezel was, verre vandaar.
Mijn eerste kennismaking met hem was toen ik ergens in de jaren zeventig van de vorige eeuw als verslaggever een bijeenkomst bijwoonde van mensen uit Joegoslavië die betrokken waren bij de organisatie van experimenten met arbeiderszelfbestuur in dat toen nog communistische land. (Ik meen dat Tito toen nog leefde). Ze waren naar Nederland gekomen om op de hoogte te worden gesteld van wat toen in Limburg ‘de herstructurering’ werd genoemd, een fraai eufemisme voor het sluiten van de kolenmijnen, het massaal in de wao stoppen van de mijnwerkers en van grotendeels mislukte pogingen om te zorgen voor ‘vervangende werkgelegenheid’.
Het hoe en waarom van de bijeenkomst kan ik zelfs in het onvolprezen krantenarchief van de Koninklijke Bibliotheek niet meer terugvinden. Ik herinner me er ook maar één klein, onbelangrijk feitje van: dat Henk Waltmans het woord voerde in prachtig en toepasselijk steenkolenengels en daarbij de naam van de stad Kerkrade uitsprak als Kurkreed.
Toen ik enkele jaren later voor het Limburgs Dagblad parlementair redacteur was in Den Haag was dr. Henk Waltmans, inmiddels Kamerlid, een van ‘mijn’ Kamerleden, en ik ging geregeld met hem lunchen, waarbij we een geheel andere zijde van deze zeer linkse man zagen: hij was een smulpaap.
In die tijd reisde ik ook eens met hem naar een bijeenkomst van het Europees Parlement in Luxemburg waar hij me meetroonde naar het restaurant van de luchthaven van die stad: dat was naar zijn oordeel de beste plek om oesters te eten. Hij gebruikte toen een gevleugelde uitspraak die ik nog altijd hanteer om de bourgeois te epateren: ‘Mijn favoriete lunch bestaat uit vierentwintig oesters en een fles Sancerre.’
Mooie man, die Henk. En hij zei het, laat ik daarover geen misverstand laten bestaan, gewoon omdat hij dat meende, niet om welke bourgeois dan ook te epateren. Jammer dat we al die jaren niks meer van hem hebben gehoord.
_______