De naam van de Koreaanse plaats Kaesong schokte mij wakker: waar had ik die meer gehoord en waarom had de naam voor mij zo’n noodlottige klank? Al gauw was ik terug in de jaren vijftig, toen ik als ongeveer dertienjarige dagelijks de inhoud van De Gelderlander en Het Vrije Volk tot mij placht te nemen met daarin niet alleen het lijstje met wie er nu weer aan Nederlandse zijde op heuvel 962 in Korea (of een ander nummer) het leven had gelaten, maar ook een kaartje van het land, waarop je kon zien waar de frontlijn tussen enerzijds de Noord-Koreanen en anderzijds de Zuid-Koreanen en het VN-leger zich nu weer bevond. Dat leger bestond voornamelijk uit Amerikaanse soldaten en mensen van vijftien andere nationaliteiten, waaronder Nederlanders die kort te voren in de koloniale oorlog tegen Republiek Indonesië de smaak te pakken hadden gekregen cq ook wel eens een keertje wilden wínnen.
Bij nader rondsnuffelen bleek Kaesong een stad te zijn, waar een tijdlang onderhandelingen over een wapenstilstand waren gevoerd. Als eerste hit bij het zoeken in het krantenarchief van de Koninklijke Bibliotheek kom je een foto uit het Limburgs Dagblad tegen waarop te zien is hoe een Amerikaanse soldaat een Noord-Koreaanse collega een vuurtje geeft. Gisteren zag ik een Nederlandse Korea-veteraan op de tv die met veel ervaringsdeskundigheid meedeelde dat ‘de Noord-Koreaan’ heel wreed en meedogenloos was, veel erger dan ‘de Chinees’. (Mijn Chinees is helemaal niet meedogenloos, mits je de babi pangang spek maar keurig betaalt.) Intussen vrees ik voor het lot van de Noord-Koreaanse soldaat die trouwens vandaag de dag, inmiddels 62 jaar ouder, het stramme been wel niet meer zo hoog zal heffen als zijn huidige collega’s.
Op de kaartjes zag je het front heen en weer gaan, ik herinner me een gevoel van onvrede toen de Noord-Koreanen de tegenstanders zo ongeveer de zee in hadden gedreven en op een procent of tien van het oorspronkelijke grondgebied van Zuid-Korea, de stad Pusan, de VN-troepen en de Zuid-Koreanen nog stand hielden. Door de landing bij Incheon keerde het tij en werden de Noord-Koreanen tot bijna aan de Chinese grens teruggedrongen. Dat was de Chinezen weer te gortig; die stuurden troepen (naar verluidt de meeste ongewapend, maar dat kan propaganda zijn geweest) en opnieuw werden de westerse strijdkrachten enorm teruggeslagen. Het was nog een echte frontenoorlog, die tegenwoordig uit de mode is.
In 1953, na de dood van Josef Stalin, kon in Panmunjon een wapenstilstand worden afgesproken en die overeenkomst geldt nog steeds.
Ook al zo’n naam, Panmunjon. En de dood van Stalin op 5 maart 1953, dit jaar zestig jaar geleden, waarom hebben we viering dáárvan gemist? Daar viel toch, mij dunkt, nóg meer aan te vieren dan aan het verscheiden van Margaret Thatcher.
Voor de rest is het een geruststellend idee dat Nederland en Korea echt zo ver van elkaar als maar enigszins mogelijk op het Euraziatisch continent liggen. Een verre vijand is nog altijd beter dan een nabije vriend.
Na de wapenstilstand in 1953 kon ik me eindelijk geheel gaan wijden aan een onderwerp dat zich destijds toch al aan mij opdrong: de meisjes. Met als gevolg dat ik bleef zitten in de derde klas van de hbs.
Maar daarover later misschien iets meer.
_______