Vanmorgen in de krant een man voor wie ik begrip kan opbrengen: Paul de Wit in Spaubeek. Hij moest het voltallige college van B&W, een ‘juffrouw’ met een bos bloemen en nog een met een camera teleurstellen: hij vindt dat hij het lintje dat hem was toebedeeld moest weigeren. Hij deed dat goede werk voor twee leprakolonies in India niet om een lintje te krijgen. daar kwam het verweer op neer.
Nadat B&W met gevolg onverrichterzake vertrokken waren, zal er in huize De Wit nog wel een hartig woordje gesproken zijn want echtgenote Annelies had in het diepste geheim de aanvraag voor het lidmaatschap in de Orde van Oranje-Nassau gedaan, en die stond er natuurlijk beteuterd bij.
Gisteren was ik de persoon met de camera die achteraan sloot bij de wethouder die, de ambtsketen van een niet meer bestaande gemeente om de hals, op een strak schema de lidmaatschappen van die Orde op hun huisadressen uitreikte aan vijf inwoners van de gemeente mijner inwoning. De burgemeester nam ondertussen op een vergelijkbaar schema de andere zes voor zijn rekening.
Niemand weigerde het lintje, al zag ik wel twee dames – ik ‘had’ vier dames en één heer te fotograferen – die het weliswaar lijdzaam ondergingen, maar onder andere zeiden dat de echtgenoot meer de hand in het goede werk had gehad dan zijzelf. Ik denk dat ik, tegenstander van dit soort gedoe, dat ook gedaan zou hebben, niet weigeren om niemand teleur te stellen, maar wel een rake opmerking plaatsen.
Veel moeite was gedaan om het tot het laatste moment geheim te houden, hoewel het bij eentje, de man, wel erg toevallig was dat ze oranje viooltjes in potten naast de voordeur hadden hangen, de obligate stenen gans aldaar met een driekleurige wimpel hadden versierd, de nationale driekleur met oranje wimpel hadden gehesen in de tuin en in de woonkamer een tafel vol vooral oranje gebak hadden staan, toen de wethouder aanbelde.
En zo kom je dus nog eens ergens. Een piepkleine mijnwerkerswoning waar een mevrouw werd ‘gedecoreerd’ onder andere wegens haar kwaliteiten op het gebied van genezend magnetisme, een iets grotere woning met een heer die onderwijzer bleek in hart en nieren, de riante bungalow van een mevrouw die veel vrijwilligerswerk deed, het prachtige huis dat uitzicht bood op een welhaast Zuid-Engels landschap in volle lentetooi, toebehorend aan een mevrouw die serieus werk deed, namelijk vluchtelingenhulp en tenslotte een mevrouw in een mooie bungalow in een donker bos die de lokale fanfare een zeer goed hart toedroeg, er de hoorn blies en eigenhandig de uniformen verstelde.
Van enkele van die mensen kan ik me voorstellen dat ze niet geheel tevreden genoegen moesten nemen met het lidmaatschap van een Orde – om ridder te worden moet je een BN-er zijn, vermoedelijk, en dat is ook een belangrijk bezwaar dat ik heb tegen de lintjes: ze benadrukken zo dat de uitdeelster van mening is dat er standen moeten zijn, wie de uniformen verstelt voor de fanfare of zelfs vluchtelingen helpt wordt er toch maar mee afgescheept. (Het lintje voor vrouwen ziet er anders uit dan dat voor mannen, wisten jullie dat?)
En verder vind ik dat de gemeente een behoorlijke speechschrijver in dienst moet nemen. Ik wil daar verder niet over uitweiden, maar het schaamrood steeg mij lichtelijk naar de kaken bij het aanhoren van de teksten die de wethouder moest voorlezen.
Ik heb goed kletsen: ik moest de foto’s maken. Ook heel nederig.
_______