Het Museon leek me nog echt zo’n instituut waar kinderen wat kunnen leren waar de school het materiaal niet voor heeft. Ik verneem dat Haagse schoolklassen geregeld dat museum bezoeken. Toen dus mijn oudste kleindochter tien jaar werd, vond ze een bezoek aan een bijzondere expositie, High Tech Romeinen aldaar, een passend cadeautje van de zijde van haar grootvader. Ikke dus.
En ik was het daarmee eens, gemankeerd onderwijzer and all that. Ik bereidde zelfs een kort educatief kwaliteitsmoment voor waarin ik de Romeinen wilde zien te plaatsen in tijd en ruimte en geschiedenis en vooral in de breintjes van de kleindochters (die allebei meegingen.)
Dat moment had ik op een andere manier moeten inrichten, want toen we de expositie betraden renden de twee meteen weg, ieder een andere kant op, en begonnen aan allerlei touwen te trekken en vooral op knoppen te drukken en te swipen over beeldschermen. Ik probeerde nog uit te leggen dat de Romeinen de katrollen hadden uitgevonden, waardoor je zware gewichten zonder veel moeite kon optillen, maar de dames vonden het veel leuker om op het zware gewicht te gaan staan en zichzelf op te hijsen. De aquaducten en waterpompen der Romeinen liepen helaas niet op water maar op blauwe balletjes, waardoor een en ander fraai speelgoed bleek, zonder dat doordrong dat het hier om high tech van de Romeinen ging.
Ik vind trouwens dat je ook niet al te slordig met de term high tech moet omgaan. Want wat is er high tech aan dakpannen die zo gemaakt zijn dat degenen die onder de pannen zijn niet nat worden, en ik heb er mijn twijfels bij of de wastafeltjes (bordjes met een laagje was erop waar je tekst in kunt krassen) zonder meer vergelijkbaar zijn met een smartphone waar je sms-berichten mee verstuurt of zit te whatsappen, ook al omdat in de Romeinse tijd, bij mijn weten, de sms-berichten nog door een slaaf te voet werden afgeleverd en niet via een satellietverbinding.
Ik deed nog een dappere poging bij de galeislaven om een historisch misverstand recht te zetten. De galei bood plaats aan vier roeiers die op een beeldscherm moesten kijken naar de functionaris die met slagen op een trom het ritme aangaf voor de roeiers. Meestal riep de functionaris, als de roeiers er weer eens een potje van hadden gemaakt: ‘Je bent ontslagen!’ en ik probeerde dus duidelijk te maken dat dat de roeiers als muziek in de oren moest klinken: ze wilden niets liever dan ontslagen worden van deze allergruwelijkste vorm van slavenarbeid. Maar nee, de roeiertjes van dienst keken me glazig aan en begonnen toen nog véél harder te roeien.
Ik gaf het op en beperkte me verder tot de surveillancetaak van mijn aanwezigheid. Daar was ook wel aanleiding voor want intussen was het museum volgelopen met misschien wel tweehonderd schreeuwend rondrennende en op alle knoppen drukkende en aan touwen trekkende kinderen en daartussen ouders en opvallend veel mensen die met ‘opa’ werden aangesproken. Een enkeling deed nog een verwoede poging een wetenschappelijk en historische aanvullende tekst ten beste te geven tegenover het kroost, maar de meesten deden als ik en keken min of meer waakzaam toe. Of waren verdiept in het swipen met hun telefoon.
Niet te somber doen, natuurlijk. Mijn kleindochters zetten zich serieus aan het reconstrueren van een Romeinse legerplaats, met behulp van Romeinse cijfers. Die hadden ze allebei wonderlijk snel door en de legerplaats was daardoor in een mum van tijd klaar. Wat een legerplaats is, dat vertel ik ze nog wel een keer. Als ze groot zijn. En ikzelf ook groot ben, natuurlijk. Grootváder.
En toen gingen ze weer rennen.
_______