Collega Harry M., van ongeveer mijn leeftijd, beschouwt de rokende puinhopen van ons eens zo mooie pensioen en deelt mij mede:
‘Als je naar Amerika kijkt, hoe het daar is gegaan met de pensioenen, dan mogen we blij zijn dat we überhaupt nog iets krijgen. Ik ben bang dat ik iets van 18 procent netto ga inleveren plus volgend jaar nog eens een mep erbovenop. De oplossing lijkt: voorzichtig het vrije deel van het huis beginnen op te eten, dan kunnen we het nog een jaar of twintig uitzingen, hopelijk. Verder probeer ik overal op te beknibbelen, tot en met het parkeergeld. Op loopafstand van het ziekenhuis in Maastricht – waar E. om de haverklap moet zijn – heb ik een strookje in de dichtstbijzijnde woonwijk gevonden. Tegen de tijd dat E. met de rollator de uitgang heeft bereikt, ben ik met de auto present.
Ik heb in december negentig kerstbomen verkocht – een handelaar kwam ze ophalen – en op de Heerlerbaan bij een Hongaar heeft E. haar gouden ringen ingeleverd plus mijn trouwring. Die van haar was al kort na ons huwelijk in een rioolputje in de Nobelstraat inj Heerlen gevallen en die van mij heb ik nooit gedragen.
Ik stort me nu ook actiever op de onderzoeken van de medische studenten in Maastricht. Helaas heb ik geen diabetes, geen overwicht, ik rook niet, heb geen nachtmerries, waardoor ik aan de meeste onderzoeken niet kan deelnemen, maar af en toe lukt het toch ergens tussen te komen. Het probleem is de leeftijdsgrens. Voor de toekomstige academici houdt het leven kennelijk bij 65, hooguit 70 jaar op. Verder lopen die onderzoeken niet. Ze beginnen trouwens altijd pas bij 18 jaar.
Tanken doe ik nu in Herzogenrath, daar is de benzine 20 cent goedkoper. Mijn bergtochten kosten me nauwelijks iets. Ik heb een appartement voor 35 euro in Warth (bij Lech). Ik gebruik dan één brood, plus wat cervelaat en kaas, een appel per dag en wat gedroogd fruit. Langer dan een dag of vier kan ik toch niet van huis. Mijn zus of de buurvrouw houdt een oogje in het zeil bij E. Dus dat lukt allemaal nog wel.
Groet, pannenkoeken met stroop, de tering naar de nering, Harry.’