Bij de ingang van C1000 in het winkelcentrum hier ter stede staat een enorme stapel bakkerskratten vol nonnevotte. Het is carnavalsgebak, van een kwaliteit die ik een Tunesische straatbakker eens hoorde aanprijzen als olibolli. Ze zitten werkelijk dik onder de poedersuiker en die heeft zich inmiddels ook meegedeeld aan de twee nonnen die belast zijn met de verkoop van het gebak. Je begrijpt het al: nonnevotte zijn nonnenkonten, zo moeilijk is Limburgs nu ook weer niet. Hoewel je dat niet onmiddellijk uit de vorm van het gebak zou afleiden: het ziet er uit als nonnendrollen. Maar dit uiteraard zeer terzijde. De verkoopsters hebben een serieuze taakopvatting, er kan werkelijk geen lachje vanaf.
Voor mij de winkel in loopt een ook al ernstig kijkende mevrouw met een tamelijk vormloze muts op het hoofd van doorgestikt zilverlamé (heet dat, geloof ik) waaruit, op zeker een halve meter boven haar hoofd, een bos pauwenveren steekt. Ze moet vermoedelijk nog snel een kilo aardappels, een bosje peterselie en een stukje jong belegen hebben, en ze heeft al knalblauwe lippen.
En ze is niet de enige. De helft van het winkelend publiek is op de een of andere manier min of meer verkleed als carnavalsgek. De rest van het publiek doet op zijn beurt of het gek is en kijkt langs buitenmodelpetten, clownsneuzen, kleurige boa’s, geruite broeken heen; ik signaleer zelfs enige leden van de hier vigerende talloze Raden van Elf. En prachtig verklede, steevast luid wenende kinderen – het is de middag van de Kinderoptocht.
In het Limburgs Dagblad van heden lees ik, dat een CDA-Gedeputeerde van mening is dat het Ministerie van Infrastructuur en Milieu ‘carnaval veracht,’ want hij is voor aanstaande maandagmorgen in Den Haag ontboden om te vernemen hoe de bezuinigingen van het ministerie concreet zullen worden ingevuld. Terwijl hij op dat tijdstip geacht wordt heel hard alaaf te roepen met een rare muts op en dan zijn tanden te zetten in zijn eerste biertje van de dag (of het laatste van gisteren). ‘Dit toont aan hoezeer de Randstad de Randstad is’, zegt hij, ter verduidelijking.
Heel Limburg viert dan carnaval, is de onuitroeibare gedachte, alleen die arme gedeputeerde moet ocherrem werken, en nog wel ‘boven in Huilland’.
O ja, viert heel Limburg carnaval?
Op de website van dezelfde krant staat een poll, waarin ditmaal wordt gevraagd: Het is carnaval, ik doe mee? Van de 2206 respondenten zegt 22.4 procent ‘ja’, 10.1 procent zegt ‘ik ben op vakantie’ en 67.5 procent zegt: ‘Ik blijf thuis’.
Of de uitslag van de poll representatief is, dat weet ik niet, maar ik vind er wel voldoende aanleiding in om te zeggen dat de geachte CDA-gedeputeerde maandagmorgen een keiharde schop onder zijn nonnevot moet hebben, richting Den Haag. Alaaf!
_________