Ineens ging het gisteren niet meer over dat enge Duitse dorpspastoortje in Rome dat in een nog lang niet voldoende dode taal bekend maakte dat hij ging aftreden om er ‘meer voor de kinderen te zijn’ – dezelfde man die nog niet zo lang geleden zijn collega’s voorstelde gewoon over de schade aan de ziel van de hun toevertrouwde kleinen mee te delen: dat haben wir nicht verwoest.
Nee, het ging over de vraag of beroepssidekick Jan Mulder er wel goed aan had gedaan aan Roderick Vonhögen te vragen hoe hem dat nou beviel, dat celibaat. Waarbij ik wil aantekenen dat ik voorstander ben van het stellen van scherpe vragen, maar dit er toch eerder een voor de nazit had gevonden.
Vonhögen is die immer glimlachende priester die geregeld aanschuift bij de moderne media ten einde daar te verkondigen dat wij, als het aan hem ligt, al podcastend, twitterend en facebookend naar god gaan.
Hij zei dat hij er geen enkel probleem mee had (misschien hanteert hij voor zichzelf een aparte uitleg van het begrip ‘celibaat’) maar leuker zou zijn geweest als hij gevat had opgemerkt te verwachten dat hij, als beloning, erop rekende in de hemel bij een concurrerende godheid die fameuze tweeënzeventig maagden los te kunnen twitteren, waardoor zijn eeuwigheid in ieder geval zou uitdraaien, zeg maar per omnia saecula saeculorum, op een zegevierende inhaalslag. En dat Jan Mulder, als die in de hem resterende jaren nog een beetje zijn best deed, nog wel een paar van die dames bij hem los zou kunnen krijgen – de hemel is niet voor niets het paradijs en tweeënzeventig, mind you! Eventueel met de toevoeging: ‘Hallo, ik hoor van aardse mannen dat ze nog moeite zat hebben met ééntje.’
Maar dat zei hij dus niet en werd er zwaar getwitterd dat het een schande was, wat Mulder had gedaan en dat DWDD maar het beste opgeheven werd.
Dat de roomsche kerk middelerwijl een huis is en blijft met vele kamers bleek in andere uitzendingen waarin gods eigen middelvinger, ook voortdurend opgeheven, Antoine Bodar, woedend van leer trok tegen een inderdaad wel erg korte samenvatting in 1Vandaag aangaande de exploiten van de scheidende scherpslijper te Rome. Terwijl gods rijke regen bij bakken over hem en Andrea Vreede en over de Sint Pieter gutste, verdedigde hij de terugkeer naar een oude leerstelling: ‘Als de priester met het gezicht naar god aan het altaar staat, dan staat hij inderdaad met de rug naar de gelovigen.’
Of de congregatie voor de geloofsleer hier helemaal urbi et orbi mee is, dat betwijfel ik. Maar het was gezegd.
En terwijl ik met bewonderende blikken keek naar de carabiniere die er zijknat op moest toezien dat Antoine en Andrea er geen potje van maakten, vroeg ik mij af of ze in het Vaticaan er echt een ploeg illegale Chinese meisjes op na hielden die die rooie schoentjes maken en al die schattige mijtertjes waar je gisteren vanaf een uur of twaalf de ouwe Ratzinger mee zag paraderen, op de tv.
Dominus vobiscum, Seppl! Et cum spiritu tuo!
_________