Je kunt naar een documentaire kijken en denken: misschien is het formatje een beetje stijfjes, of gemaakt en het is ook een beetje pedant gedaan, maar gelukkig is het prachtig gefilmd en stelt een punt aan de orde dat je tot nadenken stemt. Ik doel hiermee op de eerste aflevering van De Hokjesman, die over Volendam. Ik kom nog wel eens terug op de vraag die bij mij opkwam: is die geïsoleerde plaats echt dat Gallische dorpje dat dapper standhoudt tegen de Romeinen, of kun je een eindeloze reeks afgelegen plaatsen, dorpen of wijken aanwijzen waar ze ook raar leven, kijken, eten en werken?
De Hokjesman presenteert zich uitdrukkelijk als een etnoloog, iemand die namens geïnteresseerde mensen in zijn eigen cultuur de Trobrianders bezoekt of de Basji-Boezoeks, daarbij voortdurend bezig met zijn verrekijker en zijn vlinderdasje. De Hokjesman, Michael Schaap, was er trots op in Volendam een Jas te zijn, een buitenstaander.
Adriaan van Dis is er eigenlijk ook zo een: zijn reisverslagen uit Indonesië waren fantastisch, maar hij had er een heel duidelijk eigen doel mee.
Als het moet, dan kies ik voor Jelle Brandt Corstius, en hoewel ik een deel van zijn serie Van Bihar tot Bangalore, over zijn reis door India niet heb gezien, ben ik bereid te verklaren: met name het laatste deel, dat zondagavond werd uitgezonden, toont dat hij de ware reiziger is. Hij onderzoekt niet, hij dompelt zich onder, hij verdwijnt er in en doet ons verslag van zijn wederwaardigheden zonder dat hij de cultuur, de samenleving die hij aantreft op zijn kop te zetten of zelfs het oppervlak maar even te laten rimpelen.
Wat de echte reiziger van de rest onderscheidt, dat is dat hij de moeite neemt de taal van het land te leren. Dat is meteen ingewikkeld in een land als India, waar 415 talen worden gesproken waarvan 45 officiële. De officiële taal van de staat is Hindi en hoewel er staten in India zijn waar de mensen nauwelijks Hindi spreken, is dat de taal die je enigszins moet beheersen wil je een goede reiziger zijn. Dus leerde Brandt Corstius ‘even’ Hindi spreken en het lijkt er soms ook op dat hij dat dusdanig doet dat het hem helpt om ‘onder te duiken’.
In het laatste deel van de serie klimt Jelle BC in een vrachtwagen, die bestuurd wordt door een man en diens zoon van een jaar of twaalf, dertien. De vrachtwagen fungeert tevens als woning en als huistempel, er wordt onderweg uitgebreid gebeden, achterin wordt op een gasvlammetje een maaltijd bereid die Jelle BC zonder aarzelen nuttigt – hij heeft in de serie al meer bloedstollende etenswaren gegeten – en Jelle zit gezellig een beetje te kletsen, hij stelt wel vragen maar nooit als meneer de etnoloog of als meneer de journalist, maar gewoon, uitsluitend voor de gezelligheid. Hij maakt het aannemelijk en zelfs normaal dat een Indiër een nieuwe auto beoordeelt op de kwaliteit van de toeter, hij maakt geen enkele opmerking over de prachtige vierbaans autoweg waarop de vrachtwagen rijdt – maar als de chauffeur stopt om Jelle de gelegenheid te geven kennis te nemen van een bruiloft, maakt hij ook geen opmerking over het feit dat de bruiloft plaats vindt op de plaats waar in Europa de vluchtstrook ligt en de vrolijke reidansen zich zelfs tot de autoweg zelf uitstrekken. Dat moeten we zelf maar opmerken.
Na afloop van de aflevering kon ik het niet laten op te merken dat ik dat nou in het leven gemist had: zo te reizen. Of dat helemaal zo is, dat weet ik niet, ik heb het niet gedaan, misschien omdat ‘live is what happens while you’re making other plans’, maar meer nog omdat ik de bijbehorende absolute onverschrokkenheid mis. Wellicht zou ik de mensen ter plaatse te vaak willen voorhouden hoe wij in Europa allerlei dingen plegen te doen of te beschouwen.
Maar die taal had ik misschien wel kunnen leren.
______