Als langdurig ouwehoeren op de radio en de tv en in de kranten water zou kunnen doen bevriezen, dan hadden we vorig jaar februari zeker twéé Elfstedentochten gehad, afgelopen december minstens één, en nu alweer bijna een.
Die van deze week was wel extreem vroeg. Terwijl de mussen nog verveeld langs de voederplank wandelden omdat het nu eenmaal al een maand veel warmer was dan strikt noodzakelijk in deze tijd van het jaar en het voedsel overal voor het pakken lag, stonden de weermannen alweer zenuwachtig voor hun enorme beeldschermen te tandakken: het wordt winter!
De temperatuur die ik hedenochtend mocht waarnemen was min 2, vlak voor zonsopgang, een slap nachtvorstje dus, maar op de radio was het alweer aan de gang en er was nog meer nieuws: het zag er naar uit dat het winterweer nog wel wat langer zou gaan aanhouden dan aanvankelijk gedacht, en er zou wel eens matige vorst kunnen optreden, tot min 8! Ik heb hier en daar alweer de zandzakken voor de keldergaten zien liggen want de mensen trappen er ook iedere keer weer in.
Dus maar gauw over naar andere tekenen van verkindsing.
Columniste Renske de Greef, toch al zwaar op haar retour (ik kan dat weten, want ik ben het zelf ook) denkt dat ‘plachten’ een werkwoord is, ze is er zelfs zo van overtuigd dat ze het niet even opzoekt in het woordenboek. Renske, plachten is de onvoltooid verleden tijd van plegen. Ik vrees dat de wedervraag is: Onvoltooid verleden tijd, dat is toch een saai radioprogramma over geschiedenis?
Verderop in de krant stuit ik op de zin: ‘over megastallen is het laatste woord niet gerept’, en dan laat ik maar even terzijde dat het zou moeten zijn: over megastallen is met geen woord gerept, of: over megastallen is het laatste woord nog niet gezegd, maar geen van die beide geheel van elkaar verschillende uitdrukkingen wordt bedoeld: de geachte scribent bedoelt dat over ‘megastallen helemaal niet meer wordt gepraat’.
En Maartje Somers recenseert een boekje van Jan Mulder dat Doodstil heet, een plaats in Groningen waarvan de naam het lokale geluidsniveau omschrijft. Zij signaleert dat Mulder in zijn boekje fulmineert tegen de windmolens die in zijn omgeving worden gebouwd. Zij citeert hem waar hij gewaagt van mallenmolens, en nu wil ik dat boekje hebben want het is onmogelijk dat Mulder dat schrijft. Hij schrijft misschien mallemolens, of desnoods malle molens.
Want een mallenmolen is een molen die mallen maalt. Dat maakt inderdaad echte herrie, veel meer dan waar Mulder nu al over valt.
______