Daar is moed voor nodig hoor: om gewoon te beginnen over de Elfstedentocht terwijl er sinds vorig jaar een taboe op rust. Geheel terecht, natuurlijk, en het leek al werkelijkheid te kunnen worden dat we pas na de Elfstedentocht de ijsmeesters zouden gaan interviewen met de vraag hoe het gekomen was. Maar DWDD doorbrak gisteren het taboe, Nico Dijkshoorn zong een heldenlied omtrent drie zeer oude mannen, en toen realiseerde ik me: als het vijftig jaar geleden is, dan kan ik niet achterblijven. En morgen is de Elfstedentocht der Elfstedentochten, die van 18 januari 1963, precies vijftig jaar geleden.
De meeste mensen die ik ken moesten nog geboren worden toen de IJsheiligen Reinier Paping, Jan Uitham en Jeen van den Berg achter elkaar over de eindstreep kwamen op de Bonkevaart in Leeuwarden en daarmee voor eeuwig en altijd de winnaars van alle Elfstedentochten zouden blijven.
En ik was er niet bij. Ik meen me wel te herinneren dat ik op de tv van mijn ouders glimpen van journaals heb opgevangen, maar eigenlijk lag die Elfstedentocht in de schaduw van wat ik zelf destijds meemaakte. Ik zat bijvoorbeeld op de dag na de tocht in de bus van de Zuid-Ooster teneinde voor de editie Omgeving Nijmegen van De Gelderlander verslag te gaan doen van de Köpkesmert in Aijen in Noord-Limburg. Het was een stralende dag, vlak bij de afslag naar Aijen raakte de bus in een slip en kwam met een daverende klap met de zijkant tegen een boom terecht. Waaruit we de conclusie konden trekken dat de deze weg, de grote verbinding tussen Nijmegen en Maastricht, bedekt was met een dikke laag vastgereden sneeuw, en niemand op het idee was gekomen om daar iets aan te doen.
Vlak daarvoor of daarna begaf ik mij op de brommer naar de gemeenteraadsvergadering van Overasselt, ik reed in het duister tussen twee hoge muren van sneeuw, maar dat betekende niet dat het niet glad was. Ik passeerde een vrouw te voet en gleed daarna onderuit en bleef even liggen. Ik hoorde de vrouw met timide stem vragen of ik nog leefde en ik kon bevestigend antwoorden.
Intussen maakte ik mij dagelijks ernstige zorgen. De bouw van de door mij gekochte woning in Groesbeek (prijs: 19.000 gulden) liep een maand of vier vertraging op door die strenge en vooral langdurige winter. Daar valt een Elfstedentocht bij in het niet.
Wat we pas achteraf merkten, was die winter van 1963 tot 1985 de laatste winter van betekenis. Je had in die dikke twintig jaar een prachtige olijfgaard plus een palmbomenwoud kunnen kweken op Hollandse klei. Maar aan die wetenschap heb je niks. Het is zoals Theo Maassen ooit zei: ‘Ja, dat is achteraf. En achteraf is het mooi wonen.’
De aarde wordt warmer, zeggen ze, maar als deze winter net zo uitvalt als die van vorig jaar en het jaar daarvoor, dan kunnen we de laatste palmen en olijfbomen eind februari in de open haard gooien. En voortaan weer gewoon spruiten-aardappelenstamp eten met een gehaktbal en een kuiltje jus. (Hoewel: in Man bijt hond zie je ze elke dag dat soort heerlijke gerechte naar binnen werken.)
En misschien nieuwe ijsheiligen verwelkomen. Misschien.
Paping, Uitham en Van den Berg zie ik het nog niet nog eens doen. Ja, met de wind mee misschien. Maar dan is het geen echte Elfstedentocht.
________
Laatste reacties