Kerstfilms zijn niks bijzonders: in sommige soapseries is het altijd Kerstmis. Langs Route 66, ergens in Arizona, kwam ik een souvenirwinkel tegen waar de kerstboom ook sfeervol stond te knipperen – het was inmiddels mei.
Wat veel leuker was: de hausse aan ‘oude’ films die normaal al door MGM en TCM worden uitgezonden, met het oog op het seizoen waarin de oudjes niet kunnen gaan golfen of drinken in het café aangevuld door Omroep MAX, die mij deze week een plezier deed met Butch Cassidy and the Sundance Kid, met een zeer jeugdige Paul Newman en Robert Redford in de titelrollen. Veel geschiet en een hoop dojen op de tijd dat we eigenlijk Pino en Inimini moeten kijken, maar ja, het is MAX en dat is voor oude mensen zoals ik, met nostalgische neigingen. Ook op de meest ongelegen tijden. Zwaar genoten van de laatste scène waarin de twee bankrovers, hopeloos omsingeld in een Boliviaans dorp, al zwaar gewond en bijna zonder munitie, als een langgetrouwd echtpaar kibbelen maar ook plannen makend voor hun volgende bestemming, Australië – daar kun je immers ook banken overvallen. De film eindigt met een stilstaand beeld van de twee die zich in het felle spervuur storten, de kijker wordt het beeld van de sympathieke maar dode helden bespaard.
Even zag ik een stukje van een film die Raintree Country heet – eerst zie je Elizabeth Taylor die volkomen geloofwaardig een vrouw speelt die gek wordt bij de gedachte dat haar man zal sneuvelen in de Amerikaanse Burgeroorlog, daarna Montgomery Clift en Lee Marvin – beiden vrijwel onherkenbaar, niet alleen door hun jeugdigheid maar vooral door baarden en snorren, die samen de waanzin van die oorlog aantonen.
Tussendoor Breakfast at Tiffany’s met een werkelijk overdreven graatmagere Audrey Hepburn en met George Peppard, die ik bijna niet herkende omdat ik de sigaar miste die hij altijd in de mond heeft in The A Team. Hij zei trouwens ook niet ‘I love it when a plan comes together’, en dus moest ik het doen met de prachtige taxi’s die toen in New York reden.
En dan was er gisteren Dr. Zhivago. Het boek heb ik niet gelezen, de film had ik niet eerder gezien en we kunnen kort zijn: 1. Als de film een getrouwe weergave van het boek is snap ik niet waarom Boris Pasternak er de Nobelprijs voor Literatuur voor heeft gekregen en 2. wat een draak van een slap liefdesdrama, een melodramatisch geval van jewelste.
Tussendoor nog zoiets; ’s Nachts las ik Der Tod in Venedig van Thomas Mann, waar Luchino Visconti zo’n prachtige film over maakte. Ik ben blij dat ik het las alvorens Mann’s Der Zauberberg ter hand te nemen – deze novelle van tachtig pagina’s is al nauwelijks door te komen wegens het onwaarschijnlijk zwaar-op-de-handse Duits waarin het is geschreven, en Der Zauberberg telt duizend pagina’s. Dan hadden jullie me dit jaar niet meer teruggezien, denk ik – gesteld dat jullie dat wat uitmaakt.
Het verhaal gaat over de dichter Gustav (von) Aschenbach die tijdens een verblijf in Venetië verliefd wordt op een Poolse jongen van 14 jaar, maar aan de cholera sterft nog voor hij de jongen zelfs maar heeft gesproken. Niets duidt erop dat wie dan ook in het verhaal iets afkeurenswaardigs ziet in dit openlijk pedofiele verhaal.
En toen ben ik maar overgegaan op een leuk oud werkje van F. Scott Fitzgerald, This Side of Paradise. Heerlijk, dat elegante, gestroomlijnde, zoetvloeiende Engels na dat hakkerige Duits waarin Thomas Mann zich via Gustav von Aschenbach tot Griekse goden en helden richt, tussen het beloeren van de veertienjarige Tadzio door.
Ik ga de film nog eens kijken.
______