Michael Schaap is een keurige verslaggever – donker kostuum, vlinderdas, minzame oogopslag – het type dat voor het laatst gesignaleerd werd omstreeks 1925, afgevaardigd door het Algemeen Handelsblad, met als opdracht: hoe leeft eigenlijk dat volkje buiten de beschaafde wereld, maar binnen de grenzen van het Koninkrijk der Nederlanden? Volgende week zijn de stugge boeren van de Veluwe aan de beurt, vorige week kon Schaap niet om Volendam heen en gisteravond zagen we hem in Kamp Vught, voormalig concentratiekamp gedurende een jaar of vijf in de oorlog, inmiddels alweer zo’n zestig jaar Molukkerskamp.
Twee reizen naar Indonesië en fascinatie voor de geschiedenis van de koloniale relatie van Nederland van dat land maakten dat ik met meer dan gemiddelde belangstelling keek.
En er is meer. In 1951 woonden er Ambonezen in een inderhaast opgetrokken kampje in de straat waar ik woonde, op een voormalige vuilnisbelt. Ik had blijkbaar mijn uiterlijk niet mee want de meisjes in de Nijmeegse Marterstraat dachten dat ik in het Ambonezenkamp woonde. En dan heb je automatisch een zekere achterstand.
En nog meer. Ik keek naar de onbeholpen heen en weer exercerende Molukse ‘soldaten’ op de dag van de Republik Maluku Selatan in dat Ambonezenkamp in Vught en moest eraan denken dat ik aan de andere kant van het hek al even onbeholpen en zinloos heen en weer had lopen stampen tijdens mijn ‘opleiding’ tot korporaal vercijferaar in de Frederik Hendrikkazerne, het thuisdomein van Garderegiment Grenadiers – lang, dom en gewillig. Een heel enkele keer wandelden we rond het Ambonezenkamp dat toen nog helemaal uit de barakken van het concentratiekamp bestond en waar we een glimp konden opvangen van de Molukse dessa die het feitelijk was geworden.
En blijkens de reportage van Schaap is het dat nog altijd. Een beetje afgunstig kijk je naar die rommelig gezellige families rond de smakelijke dis met aan het hoofd de onbetwiste clanleider, die, hoe dement ook, door iedereen nederig opa werd genoemd en aan wiens uitdrukkingloze gezicht je niet kunt zien hoe woest hij was toen bleek dat de Hollanders nooit van plan waren geweest te zorgen dat hij zo snel als mogelijk terugkon naar zijn warme eiland en de daar gestalte te geven eigen Republiek der Zuid-Molukken.
Die woede is wel begrepen door zonen en kleinzonen die aanslagen pleegden en gijzelingen uitvoerden – maar van wie er ook veel blijk gaven van hun talent voor dienen als ambtenaar (ook van kunstenaar en voetballer). Op het toenmalige ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen werkte als voorlichter een broer van een van de ‘terroristen’, hij was een keurige ambtenaar die feilloos voorlichtte. En die verder op perfecte wijze te zijnen huize in Den Haag een ikan maluku, een scherp gekruide makreel bij elkaar kokkerelde, die uiteraard met de handen gegeten moest worden.
En ik dacht, terwijl ik naar Schaap keek en naar die perfecte Nederlanders die toch Molukkers waren gebleven: het was gemeen ze onder valse voorwendsels hierheen te slepen, maar wat zou onze samenleving kaal zijn zonder hen – en dan reken ik zelfs de Satudara Maluku motorclub mee. Voor één keer. Dankzij Michael Schaap.
________