Die dokter Jansen Steur is, hopen we dan maar, een enorme uitzondering. Hoewel ik ter zake zo mijn bedenkingen heb. Ja, misschien is hij een echt criminele uitzondering, maar er lopen wat typische vogels rond in de medische wereld, die het, zonder echt crimineel te zijn, de mens nog behoorlijk lastig kunnen maken.
Het is al lang geleden dat ik me gerealiseerd heb dat dokters die, in het bezit van eenzelfde diploma, ook niet dus allemaal dezelfde bekwaamheid hebben. Bevoegd betekent nog niet bekwaam. Dat heeft ook te maken met het feit dat de meeste specialismen moeilijke materie zijn, eigenlijk allemaal wel. Er is voor dat vak echt een groot en tamelijk zeldzaam talent nodig en bij de uitoefening van het vak komt nog een aantal andere factoren kijken waar je als patiënt niet zo gauw aan denkt. Zoals de neiging die de dokter, ook maar een mens, ertoe brengt bepaalde grenzen enigszins te verleggen waardoor je ook patiënten opereert of anderszins behandelt die dat eigenlijk niet nodig hebben, maar die nu eenmaal behandeld moeten worden om de behandelend arts te voorzien van zijn streefinkomen. De dokter, die door de patiënten vooral gezien wordt als een tovenaar die hen in leven houdt, heeft ook een hypotheek, een auto, studerende kinderen en honger en dorst.
En dan heb ik het dus niet over de echte gekken – van dat genre is geen enkel ziekenhuis en geen enkele polikliniek niettemin gegarandeerd vrij.
Ik noem maar een paar voorbeelden uit mijn eigen ‘praktijk’. De neuroloog die op de ochtend na haar hersenbloeding al klaar stond om er bij Djamila de stekker uit te trekken, ‘want wij gaan hier geen kasplantjes in leven houden’. (Gelukkig is die oetlul intussen zelf dood.) Op iets eenvoudiger niveau: de dokter die nogal snel besloot mij te opereren aan een liesbreuk, en de dokter, misschien wel dezelfde, ik weet het niet, ik was half onder zeil, die voor de deur van de operatiekamer mijn toestemming vroeg om ook meteen de andere lies mee te nemen. De uroloog die heel snel besloot dat ik maar eens een transurethrale resectie van de prostaat moest ondergaan, terwijl ik nog heel aardig kon plassen. Dezelfde medicus die elk half jaar verlekkerd meedeelde dat er nu echt van die prostaat biopten moesten worden genomen. De orthopeden die al meer dan vijf jaar geleden besloten dat ik dringend nieuwe heupen moest hebben, een operatie die werd voorgesteld als een fluitje van een cent – volgens mij lag het tarief hoger – een ingreep die nog altijd niet nodig is gebleken en die wat mij betreft ook voorlopig op de lange baan geschoven blijft.
Dat is maar een greep. Je moet redelijk stevig in je schoenen staan om een dringend geadviseerde ingreep toch te weigeren, dat is waar, en ik geef toe: je kunt ook misgokken. Je blijft niettemin, tot die conclusie kom ik steeds sterker, zelf verantwoordelijk en je hoeft je niet alles te laten welgevallen, ook niet van de zijde van de grote medische tovenaar.
Het is met enige aarzeling dat ik hier de bekende fluitist en Pruisische koning Frederik de Grote citeer, die gezegd zou hebben, toen bij een bepaalde veldslag zijn soldaten op de vlucht sloegen: Ihr verfluchten Racker, wollt ihr denn ewig leben? Want daar gaat het bij veel consumenten van medische hulp vooral om: eeuwig leven.
Die opmerking van Frederik de Grote is al sinds jaar en dag het ‘schietgebed’ dat ik mompel bij het betreden van des geneesheren spreekkamer.
_______