Mijn oude vader had over honden een verstandig standpunt. (Hij had heel veel verstandige standpunten.) Een hond was prima, als je ook werk voor hem had: de jacht of bewaking. Een hond die je in je bed liet slapen, zoiets zou nooit bij hem zijn opgekomen. Een hond hoorde trouwens buiten, al kon je daar bij strenge koude verschillend over denken.
De Lenies ’t Hart en Marianne Thiemes van deze wereld bekijken het dierenrijk anders. De eerste onderscheidt de dierenwereld in knuffelbaar en niet knuffelbaar – hoewel ik persoonlijk een zeehond wel aandoenlijk maar niet knuffelbaar vind – Thieme daarentegen onderscheidt ze in politiek bruikbaar of niet politiek bruikbaar.
De bultrug die vorige week aanspoelde op een zandbank in de Noordzee maakte weer eens de tweespalt duidelijk die door de mensenwereld loopt maar niet door de dierenwereld, die eindeloos veel logischer en dus wreder in elkaar zit. Op internet brak gelijk de dubbele natte pleuritis weer eens uit, de Hoeken en Kabeljauwen gingen elkaar weer eens fris van de (walvis)lever met bijlen en rieken te lijf. Binnen 24 uur waren diverse columnisten wegens hun genuanceerde standpunt terdoodveroordeeld.
Voor dat laatste zag ik enkele keren één onthullend argument voorbijkomen: de bultrug was weliswaar een walvis, maar allerminst een vis, welnee, het was een zóógdier, bijna een mens dus en geen saaie makreel of enge spin of gemene slang. Een bultrug is, met andere woorden een knúffeldier, vermoedelijk het grootste aller tijden. Menigeen heeft vermoedelijk overwogen om het eigen gemeentebestuur aan te spreken om de bultrug een tijdje onderdak te bieden in het plaatselijke zwembad – alsof hij daar in gepast zou hebben, en dan zwijg ik nog over het transport vanaf de Razende Bol.
Bultruggen zijn, sinds hun nut voor de mensheid, samen met de walvisvangst, verdween, geen zeldzame dieren meer, ze vinden elkaar kennelijk met het grootste gemak in al dat water en maken kindjes of het niks is. En als ze doodgaan is er nog niks aan de hand: miljarden dieren – krabben, kreeften, garnalen, palingen – hebben er een goede boterham aan met veel spek erop, wat goed uitkomt in al die kouwe wateren waar deze natuurkundige taferelen zich afspelen. Bultrug Johannes zal dan ook met gejuich ontvangen zijn, na zijn overlijden.
Jaren geleden ben ik ook eens bedreigd door mensen hier in het dorp, toen ik er mijn bevreemding over had uitgesproken dat een paar ‘hondenliefhebbers’ zich tegen het openbaar gezag hadden gekeerd omdat die hun hond had laten ‘inslapen’ wegens al te agressief gedrag.
‘Hij doet niks!’ roepen die mensen, maar ik ben van mijn leven, als voorstander van vreedzame coëxistentie met de rest van de natuur, al twee keer in mijn kont gebeten door een hond die ‘niks’ deed.
Je kijk op de dierenwereld is kennelijk een kwestie van smaak, of misschien is het wel iets religieus.
Over beide valt niet te twisten.
_______