Dit is het vervolg op mijn stukje van 17 februari 2011, zie ik. Ooit komt er een driedelig standaardwerk van mijn hand uit aangaande dromen.
Vanmorgen realiseerde ik me dat ik al vele jaren geen valdroom meer heb gehad – je weet wel: je bent aan het inslapen en schrikt wakker doordat je misstapt of iets dergelijks en dan een enorme val maakt – voor je de grond raakt schrik je wakker.
Maar knaldromen heb ik dus wel. Die manifesteren zich op de raarste manieren. Vanmorgen was het weer eens echt raak: een geluid of een halve straat verderop een huis door een gasontploffing uit elkaar barst. Nou heb ik dat nog nooit echt gehoord, maar op het moment dat ik ervan wakker schrik weet ik: er is in de buurt een huis ontploft.
Dat is een zeldzame knaldroom. De meest voorkomende: ik word wakker en hoor zachtjes de voordeur in het slot vallen. Of ik hoor gestommel in de kelder, die zich onder de slaapkamer bevindt. Of een binnendeur draait piepend open of dicht.
Of ik hoor gewoon iets vallen. Van dat laatste is vaak fysiek wel iets terug te vinden: de krant in de bus, bijvoorbeeld. Soms met een harde klap. Maar ook een boek in de boekenkast dat kennelijk lang in wankel evenwicht rechtop heeft gestaan maar nu omvalt, mogelijk door een verandering in de vochthuishouding van de omgeving, of een lichte trilling van de aarde. Of de verjaardagskalender die in de wc hangt aan een haakje met een zuignap. Met name in de winter droogt het vocht op dat de zuignap mede zijn houvast geeft, en dan ritselt het ding naar beneden.
Het ligt daarna weken besluiteloos in het fonteintje.
Het meest sinister zijn de ruisende, schurende geluiden waar ik ’s nachts van opschrik: er is iemand in huis die daar niet hoort. Ik sta dan altijd met zoveel mogelijk lawaai en licht op en maak een ronde door het huis.
Daarna ga ik tevreden weer tussen de warme dekentjes liggen.
Ik leid een avontuurlijk leven.
_______