Bij sommige presidentsverkiezingen in de VS was ik hartstochtelijk voor de Democratische kandidaat. Al lang geleden ben ik erachter gekomen dat de president de VS nauwelijks regeert en dat de Democratische partij de linkervleugel is van de Republikeinen, en dan moet je ‘links’ in dat woord ook nog met een enorme korrel zout nemen.
In 2008 was het de laatste keer dat ik diep in mijn hart een sterke voorkeur had voor de Democratische kandidaat, Obama, al was het maar om een racistisch motief: ik was benieuwd of Amerika, een door en door racistische natie, het voor elkaar zou krijgen een zwarte man tot president te kiezen. Ik schreef er in 2008 dit stukje over.
Het lukte. Nou ja, het alternatief was natuurlijk een demente bejaarde met als vice-president een borderliner, dan is de keus toch iets gemakkelijker, zelfs in Amerika. Maar let wel: bijna de helft van de kiezers zag geen probleem in het komisch duo McCain en Palin.
Het werd Obama en het is hem tegengevallen, en dat valt me van hem mee. Hij is na een jaar of twee al tot de conclusie gekomen dat hij beter op zijn doje akkertje senator had kunnen blijven. En ondanks het feit dat hij naast zijn werk voldoende tijd schijnt te hebben gehad om langdurig naar tv-verslagen van American football te kijken, kreeg hij er, zoals je kunt verwachten in een door het leger en de banken geregeerd land, weinig greep op. De oorlogen gingen door, de banken jatten al het geld en gingen failliet en het aantal nullen van de Amerikaanse staatsschuld kan inmiddels al niet meer op één regel van een A4tje.
Obama wist natuurlijk wel dat van hem verwacht werd dat hij een tweede termijn zou volmaken. Ik bedoel, alleen een originele loser als pindaboer Jimmy Carter was daar niet in geslaagd, de laatste dertig, veertig jaar.
Wie de afgelopen maanden toegekeken heeft wat er zoal over Obama werd gemeld en hoe hij er zelf bijliep, zat of stond, die kon concluderen: hij doet zelfs nauwelijks meer alsof. Altijd de handen in de zakken, half-intellectuele grappen makend over zijn tegenstanders – als er één ding is dat Amerikanen haten, dan zijn het half-intellectuele grappen over wie dan ook. Zoals hij er bijliep vorige week, door de puinhopen van Sandy: als de president die op het juiste moment bij zijn geteisterde volk is maar die er niets aan doet om te verbergen dat het hem geen zak kan schelen, ook al omdat hij gewoon niks kon doen om die mensen te helpen. Ja misschien met een emmertje water uit de woonkamer scheppen, maar dat zet geen zoden aan de dijk.
In het eerste tv-debat met Romney liet hij een steek vallen, daar liet hij veel te duidelijk zien dat hij dacht: ik kan mijn tijd wel beter gebruiken, zo mis ik nog die en die wedstrijd en Michelle vergeet natuurlijk hem op te nemen.
Dus in de andere debatten ging het een beetje beter, hoewel hij toen juist aankwam met grappen over de paarden uit de Eerste Wereldoorlog. Ik kon daar wel om lachen en bedacht zelfs dat wij in Nederland wel een politicus zouden kunnen gebruiken die zulke grappen maakt tijdens serieuze debatten. Maar in Amerika ligt dat anders.
Ik wed dat de Amerikaanse kiezers beter dan wie ook de boodschap hebben begrepen: de man heeft er de schijt van, hij wil naar huis, laten we hem naar huis sturen.
Ze willen in Amerika als het erop aan komt namelijk iemand die een rechtstreekse band heeft met God Zelf, beter dan deel uit te maken van Diens Netwerk kun je niet hebben.
Kortom: Amerika is heel ver weg en interesseert zich niet voor ons. Het is en blijft intussen wel een hartstikke leuk vakantieland.
Maar dat was Spanje onder generaal Franco natuurlijk ook.
______