Sinds 1968 was niemand meer voor de kadi gesleept wegens verdenking van godslastering en in die zin stak Nederland al vrij gunstig af tegen landen als Saudi-Arabië, Pakistan of Afghanistan. Het was trouwens wel een mooi proces, dat laatste: Gerard Reve die zich moest verdedigen tegen de beschuldiging van godslastering, vervat in deze tekst: ‘En God Zelf zou bij mij langs komen in de gedaante van een éénjarige, muisgrijze Ezel en voor de deur staan en aanbellen en zeggen: 'Gerard, dat boek van je – weet je dat Ik bij sommige stukken gehuild heb?' 'Mijn Heer en mijn God! Geloofd weze Uw Naam tot in alle Eeuwigheid! Ik houd zo verschrikkelijk veel van U,' zou ik proberen te zeggen, maar halverwege zou ik al in janken uitbarsten, en Hem beginnen te kussen en naar binnen trekken, en na een geweldige klauterpartij om de trap naar het slaapkamertje op te komen, zou ik Hem drie keer achter elkaar langdurig in Zijn Geheime Opening bezitten.’
Niks bijzonders aan de hand, het is tenslotte maar literatuur, maar Hendrik Algra, hoofdredacteur van de Friesche Koerier en Kamerlid voor de Antirevolutionaire Partij, zag er smalende godslastering in en spande een proces aan. Dat had een aantal onverwachte gevolgen: Reve, die tenslotte een winkel had, verkocht lekker als gevolg van de bijbehorende publiciteit en noemde daarom zijn huis in Friesland ‘Huize Algra’, uit pure dankbaarheid jegens zijn hooggeleerde opponent. Hij gooide er ook nog een indrukwekkend boek tegenaan, genaamd Vier pleidooien.
Het had van het begin af aan vastgestaan dat Reve uiteindelijk (in hoger beroep) vrijgesproken zou worden – in de jaren zestig waren we al zo ver dat het denkende deel van de natie het geloof in een belasterbare god geheel en al tot de particuliere belevingssfeer was gaan rekenen; een ook niet weg te cijferen deel vond inmiddels zelfs dat godsdienst in het algemeen hoogstens een particuliere hobby was, die, indien voldoende fanatiek verbreid, slechts kon leiden tot oorlog en ellende.
De SGP spreekt in dit verband intussen van moreel verval en trekt daarmee een tamelijk grote broek aan met tegelijk een kilo of twaalf langzaam smeltende roomboter op het hoofd: hoe moreel hoogstaand is het als je vrouwen als tweederangsburgers behandelt en de mensen dingen wijsmaakt die evident niet bestaan, alleen om ze in je machtsgreep te houden? Dus na het afschaffen van het artikel op de godslastering is ook de tijd aangebroken om partijen die zich baseren op een godsdienst – en zich daardoor gerechtvaardigd voelen op andere mensen neer te kijken – buiten de wet te verklaren, zoals gebeurt met partijen die racisme in hun programma hebben staan. Ik zou daar ver in willen gaan: ook de Partij voor de Dieren loopt het risico ingedeeld te worden bij dit type politieke partijen die eenvoudigweg niet thuishoren in een volwassen democratische samenleving.
Hoe dan ook: het is goed nog eens te benadrukken dat een land dat in zijn wetten een artikel heeft staan dat ‘godslastering’ strafbaar stelt, ingedeeld moet worden bij het cohort van de achterlijkste landen van de wereld. En dies zijn grote mond moet houden.
Waarom is de PvdA eigenlijk tegen afschaffing van dat artikel? Die zich daarbij bevindt in het kielzog van de PVV, die ook in alle talen zwijgt?
_______