Dezer dagen kom ik die wethouder wel weer eens tegen. Hij heeft sportzaken in zijn portefeuille en met een slecht doordachte manoeuvre verweet hij me een maand of twee geleden nog, dat ik het woord overlast had gebruikt in mijn huis-aan-huisblad, bij het beschrijven van de verkeersmaatregelen die in verband met het Wereldkampioenschap Wielrennen in ons dorp moesten worden genomen en die in enkele gevallen neerkwamen op een totale afsluiting van de buitenwereld.
Ik moet nog even goed overdenken hoe ik het hem ga zeggen. Of nee, ik vier mijn triomf gewoon hier.
Het is begonnen onder de vorige burgemeester, die zo mogelijk een nog ergere fietsfanaat was (en is) dan de leden van het huidige gemeentebestuur. Ik bedoel, wij hebben een Erik Dekkerpassage in het dorp – het is al riskant om een straat te vernoemen naar iemand die nog niet overleden is en zijn rechtschapen levenswandel nog te grabbel kan gooien. Maar dit is gewoon een daad van blinde sport’liefde’. Ik zie ze trouwens nog niet overgaan tot het afschroeven van het straatnaambordje en het bedekken van de plek met een ander bordje, met bijvoorbeeld de naam Raadhuispassage. Gelukkig geen geweldige ingreep, want het is een kort, duister gangetje waarin Erik Dekker zich vereeuwigd ziet, waar niemand woont. (Je zult toch postpapier hebben waarop je moet bekennen dat je woont aan de ‘Erik Dekkerpassage’. )
Van Erik Dekker weet ik niet meer dan dat hij een (inmiddels voormalige) wielrenner is, en ik weet dus ook niet of hij drugs gebruikte om rechtop ter blijven op die smalle wieltjes. Maar hij was wel lid van die club die geen andere uitweg naar de overwinning ‘op de meet’ zag dan door zich te laten drogeren. Hij won niet vaak en geen grote prijzen, dus het kan zijn dat hij ‘d’n drog’ meed. En ach, het was zijn vak.
Aanleiding om nu al, op een vroeg uur op zaterdagochtend, vrolijk neuriënd door het huis te lopen zijn dan ook eerder de berichten uit Provinciale Staten van Limburg (die zich ooit in een dronken bui de titel Limburgs Parlement aanmaten) waaruit blijkt dat het jongstleden fietscircus niet alleen tot zinloze wegenafzettingen en uitstel van hoognodige rotondes heeft geleid, maar ook tot een miljoenenverlies voor de provincie.
En dat allemaal op de dag dat een boek van duizend pagina’s de ronde doet waarin nauwkeurig wordt uiteengezet hoe de hele fietserij één groot drugsgebruikerscircuit was en nog altijd is. Ik hoorde gisteren iemand zeggen: ‘De Tour de France is een gelegaliseerd drugstransport’.
Het beeld doemt op van wielergeile burgemeesters, wethouders, raadsleden, statenleden, gedeputeerden die, glas in de hand, zich wilden koesteren aan de nabijheid van beroemdheden van de fiets, maar ook van lokale ondernemers die dat óók wilden maar er bovendien een graantje van dachten mee te pikken. Boerenjongens allemaal, die zich gewillig en zonder condoom of glijmiddel in de kont lieten naaien door het gehaaide volk van de grote wielerwereld.
Zij zitten zich hopelijk allemaal te schamen over zoveel argeloze naïeveteit.
Er is nog hoop: ik zag vanmorgen al ergens de term generaal pardon opdoemen.
Dan moet het inderdaad wel heel erg zijn geweest.
Maar mijn moraal kan intussen niet meer stuk.
_____