De radiojournalistiek kent twee groot-inquisiteurs: Sven Kokkelmann en Lara Rense. Die laatste presenteert het Radio 1 Journaal en in die functie heeft zij vanmorgen een bestuurslid van de Limburgse VVD aan de telefoon die met een grafstem kond doet van het vertrek van de regionale voorzitter, Ricardo Offermans, inmiddels ook bekend van radio en tv.
‘Hebt u Offermans nog gevraagd of het echt waar is, van dat telefoontje van Van Rey?’ Het bestuurslid zegt dat hij het daar met Offermans niet over heeft gehad.
‘Aaach, dat is niet waar, u heeft het met hem toch wel besproken? Daar is het toch allemaal mee begonnen?’ Het bestuurslid blijft ontkennen, Lara Rense hoorbaar mokkend achterlatend. (Voorgaande citaten deed ik uit het hoofd.)
Was dat een goede vraag van Lara? Nee natuurlijk, het antwoord lag voor de hand, zou ze werkelijk verwacht hebben dat het bestuurslid had gezegd: ‘Ja, we hebben er uitgebreid over gesproken en het is inderdaad waar.’ Of iets dergelijks? Lara bedoelde er achter te komen of haar (onuitgesproken) vermoeden waar is, dat de diverse aftredens van Offermans van de laatste dagen neerkwamen op een schuldbekentenis, het was Offermans zelf ook al gevraagd en het antwoord was ‘nee’, en daar kun je dan verder niks anders mee dan afwachten wat de rechter ervan vindt.
Ik beluisterde dit korte gesprek met op de achtergrond het bekende aanzwellende koor van verontwaardigde reageerders dat de media’s ’t hep gedaan. Er zijn altijd mensen die vinden dat met name groot nieuws beter verzwegen kan worden.
In datzelfde kader werd collega Hans Goossen van het Limburgs Dagblad gisteren geïnterviewd in het mediaprogramma van Radio 1. Voor de zoveelste keer, ik had hem ook al op de tv gezien, over dat onderwerp dat op Twitter VanReygate is gaan heten. De journalisten ‘die het hebben gedaan’ worden altijd even aan de tand gevoeld: heb je niet gefantaseerd, heb je niet voorbarig die mensen aan de schandpaal genageld? Zijn jouw wensen niet de vader van de gedachte?
En dan heeft Hans zijn stem tegen. Hij klinkt inderdaad als die norse, morsige journalist die de radiojournalist telefonisch te woord staat van achter zijn bureau in een piepklein kantoortje waar het naar oud papier stinkt en naar verschaalde rook, een bureau waarop twaalf overvolle asbakken en een half lege fles Z.O. Genever, op zijn voorhoofd een groene zonneklep en daarboven een enkel met een paperclip aan het plafond bevestigd zwak gloeipeertje. De kofferschrijfmachine staat op de achterzijde, waardoor Hans ruimte heeft voor een stapel papieren die nog aanleiding zullen zijn tot een artikel waar het vitriool vanaf druipt.
Terwijl ik weet dat vitriool helemaal niet binnen mag in dat groen met wit grotendeels glazen gebouw in Sittard waar Hans zit achter een bureau waarop alleen een beeldscherm en misschien een koffiekopje, hoewel ik betwijfel of dat tegenwoordig nog mag.
En Hans is een sportieve collega van zowat twee meter lang, hij heeft een hele leuke echtgenote en een zeer slimme tweeling en als ik goed ben ingelicht timmert hij nog altijd voort aan zijn oude Limburgse boerderij. En hij houdt zich, dat bromt hij met die grogstem, bij zijn werk aan de normale regels van zijn vak: hij verzamelt en sorteert feiten, checkt die tweemaal en verwerkt die dan in een lezenswaardig artikel voor zijn krant. En om dat goed te doen hoef je geen inquisiteur te zijn of mensenhater. Integendeel zelfs.
Dat de feiten voor de mensen die in zijn artikel worden genoemd niet altijd even leuk zijn, dat ligt uiteraard aan die mensen. (Hans kijkt wel uit, natuurlijk: vroeger kon je nog wel eens miskleunen, tegenwoordig krijg je binnen een minuut een kudde advocaten op je dak.)
Dus de conclusie moet luiden: ‘Ik heb het gecheckt en het is wèl waar.’
_________