Voor een gesprek onder vier ogen waren we bovenop een telefooncel geklommen, Mark en ik. Steeds pakte hij me even bij mijn arm en keek achter me, of ik niet te veel op de rand stond. We besloten toen maar op die rand te gaan zitten.
‘Mark,’ zei ik, ‘Gefeliciteerd man, wie had het gedacht dat jij, na die spectaculaire zeperd van het voorjaar, zo sterk terug zou komen. Maar wat ga je nu doen?’
‘Dat wilde ik nou net aan jou vragen,’ zei Mark Rutte.
Het werd me niet duidelijk waarom ik de uitverkorene was, het wemelde onder ons op straat van de jonge ambitieuze politici en columnisten die alles beter weten. Maar hij vroeg het dus aan mij – ik realiseerde me pas toen ik wakker werd dat dit een bijzonder lucide droom was geweest, in de camper op een kampeerplaats in Beieren.
‘Ik vind dat je nu de anderen de gelegenheid moet geven uit te zoeken wat er moet gebeuren,’ zei ik eenvoudig.
‘Maar ik ben de minister-president!’ zei hij, er vriendelijk bij glimlachend, alsof ik een belangrijk punt over het hoofd zag.
‘Jij wás de minister-president,’ zei ik, opnieuw zo eenvoudig mogelijk.
‘Nee, je vergist je echt, ik bén de minister-president,’ zei Mark nadrukkelijk, daar bovenop die telefooncel, en hij trok er zijn jasje bij uit.
‘En ik blijf vinden dat je eerst de anderen moeten laten proberen er zonder jou uit te komen.’
Mark begreep best dat ik gelijk kon hebben, maar hij voegde er toch nog aan toe: ‘Ik heb het beste voor met iedereen.’
Ik legde hem uit dat de VVD een partij is die vooral het beste voor heeft met rijke mensen die rijk willen blijven en daarvoor op zijn partij rekenen, en voor het grote bedrijfsleven, en dat de rest, die het volgens mij eerst moest proberen, daarentegen de welvaart en het welzijn van de gehéle bevolking voor ogen had.
Mark schudde het hoofd, keek naar de grond en zei: ‘Maar ik ben de minister-president.’
Ik ging naar de redactie van de krant om de tekst van dit exclusieve interview uit te werken en daar merkte ik dat het een groot nadeel was dat het zich afspeelde in de vorm van een droom. Op de redactie werd gevoetbald met champagnekurken die verdacht veel leken op de geërecteerde eikels van penissen, en ik bleek een heel klein laptopje te moeten delen met een vrouwelijke collega aan een heel klein wankel tafeltje, en dat ik ook nog de voetbaluitslagen voor mijn huis-aan-huisblad moest doorgeven.
Even later buiten kwam ik Mark weer tegen, die zich inmiddels verkleed had, in hetzelfde donkerblauwe pak. ‘Maar ik ben de minister-president!’ riep hij me jolig toe, en haastte zich naar het diner waar hij verwacht werd.
Jung & Freud zouden zeggen, gevraagd naar de betekenis van deze droom: ‘Man, jij moet in de politiek! Wat een talent!’
________