In Italië is het badseizoen voorlopig nog niet afgelopen, en maak je geen illusies: met name in de weekends is de beer los. Op de Happy Camping in Bellaria, inderdaad vlak bij Rimini aan de Adriatische kust, krijg je er duchtig van langs. En dan doel ik niet op de schreeuwend rondrennende kinderen, daar moet je van tevoren al op rekenen. Nee, op en vlak buiten de camping, die deels op het strand ligt, is inmiddels een helse cocktail van vermaak ontstaan. Daar is ten eerste het grote veld waar de hele godgeslagen dag gebeachvolleyd wordt. Direct daarnaast het strandrestaurant tegen het hek van de camping, waarvan de zeewind de geuren de camping opblaast – het plastic van de aanmaakblokjes, de lucht van aangebrande vis – alles onder begeleiding van eentonige muziek, met name van belegen Italiaanse tweederangs crooners.
En náást de camping een zalencentrum waar met name op zaterdag bruiloften zich afspelen, achtereenvolgens het luid toeterend aankomen van de feestgangers, de toespraken tot bruid en bruidegom, het uren achtereen ten gehore brengen, tot half vijf in de ochtend, van bonkebonkemuziek type Tiësto, slechts onderbroken door het knallende vuurwerk dat voor het vertrek van het bruidspaar op het strand wordt afgestoken. Waar ik deze keer trouwens doorheen slaap.
En dan is er een rondvaartboot die twee keer per dag zijn passagiers naar het dolfinarium van Rimini brengt. De bemanning maakt haar bedoelingen duidelijk met behulp van een zeer krachtige geluidsinstallatie, via dewelke in diverse talen de deelname aan de tocht wordt aanbevolen. Nou ja, bij de Duitse tekst schiet ik een paar keer in de lach, dat dan weer wel.
Van het strandleven moet je liefhebber zijn, de mensheid trekt aan je voorbij in al zijn tragische bultigheid. Gerard Reve zou opmerken: er komt geen normaal mens in voor. Van sommige levensvormen vraag je je af hoe die aan de gewoonlijk tegenover minder fitte elementen genadeloze evolutie hebben kunnen ontsnappen.
Voeg bij dat alles een internetverbinding die vooral recht doet aan de stelling die in Italië nog altijd standhoudt, namelijk dat internet flauwekul is voor kinderen, en het kan niet anders of je denkt vol heimwee terug aan de camping in Toscane waar we net vandaan zijn gekomen.
Het paradijs, meneer en mevrouw, niets minder – zoals het Colombiaanse echtpaar dat de zaak namens ‘il capo’ runt elkaar helemaal verliefd giechelend achterna zit over de camping, hoe het daar gaat om stilte, vriendelijke groeten en glimlachjes, om vergezichten en landbouwkundige rust, ik heb er deze week al eerder over geschreven, om het nachtlicht dat wordt geleverd door de Melkweg en zijstraten. Vlakbij is dorpje waar de gehele bevolking – een man of vijftig – tegen vijf uur ’s middags bijeen dromt op de bankjes in het parkje, het enige geluid dat je hoort is het geroezemoes, en soms een kinderstemmetje.
En bijna driehonderd kilometer naar het Noorden blaast de muziek uit het zalencentrum keihard terug naar de muziek uit het strandrestaurant.
Tijd om het bezoek af te breken en je heil te zoeken in iets anders.