Wat deed ik op mijn achtste verjaardag? 12 november 1946? Veel bijzonders zal het niet geweest zijn, vermoedelijk kreeg ik een stapeltje keurig verstelde en schone tweedehands onderbroeken van mijn peettante, een welkom geschenk, jullie beseffen niet hoezeer het jaar 1946 ergens in de duistere Middeleeuwen gesitueerd dient te worden.
En in ieder geval weet ik zeker dat ik geen portie kibbeling met ravigottesaus at, zoals mijn kleindochter vorige week bestelde bij de viskraam van Jack op de Thorbeckelaan. Haar anderhalf jaar oudere zusje had haar steurgarnalen snel op en deelde mede enorm te moeten plassen. Goede raad was duur. Plassen kinderen tegenwoordig nog gewoon gauw even achter een boom? Geen idee.
In het nabije winkelcentrum wist ik een café, dus wij daarheen. De dames mochten er plassen en ter compensatie bestelde ik een espresso. Een paar krukken verderop zat een dame van onbestemde leeftijd maar van boven de zestig, die werkte aan een fikse bel rode wijn; aan de stand van haar ogen zag ik dat het geenszins haar eerste was.
De kinderen kwamen na enige tijd terug uit het toilet en bleven verbaasd naar een glazen hokje in het café staan kijken, waarin zich twee heren bevonden. ‘Dat is het rookhok!’ riep ik. ‘Ja, en daar gaat opa zo dadelijk ook roken,’ zei de dame met de rode wijn heel ad rem. Ik moest natuurlijk wel eerst even mijn onberispelijke reputatie op het punt van die onsmakelijke gewoonte overeind houden, en ging toen ook maar even plassen.
Toen ik terugkwam zaten de kleindochters op de barkrukken aan weerszijden van de wijndrinkende vrouw, alsof ze óók een paar habitués van het etablissement waren. Cheers!
‘Ik weet alles al,’ riep de vrouw, ‘Zij is negen en zij is vandaag acht geworden. Leuke meiden hoor.’
Daarna bracht ik ze haastig weer naar school, ze waren bijna te laat. De jarige troonde me nog mee naar de fietsenstalling en toonde haar verjaardagscadeau: een witte fiets. ‘Mijn vierde fiets,’ zei ze eenvoudig. ‘Maar dit is de eerste echte nieuwe.’ Ze toonde de werking van de drie versnellingen en zei toen: ‘Ik gebruik alleen de middelste.’
Onderweg van het winkelcentrum naar school hadden ze me, zuchtend over zoveel onwetendheid, duidelijk gemaakt dat ze niet in een klás zaten, maar in groepen, respectievelijk groep 5 en groep 6.
Ik negeerde de wantrouwige blikken van de opa’s en oma’s die ook kinderen naar school brachten: wat moet dat onbekende ouwe mannetje met die twee kinderen? Maar ik weerstond de vijandigheid dapper en wandelde naar de Oude Haagweg.
Onderwijl overwegend dat ik in 1946 in de tweede klas zat, geen fiets had en nog nooit van ‘versnellingen’ had gehoord.
En nooit werd iemand naar school gebracht of daar vandaan opgehaald door oude mannetjes of vrouwtjes.
Die keken wel uit: dat grut kon dat makkelijk zelf. Lopend.
En op de terugweg bloemen plukken op de spoordijk. Voor je moeder.
________
Laatste reacties