Niks aan, die Floriade. Werkelijk schitterend, die Floriade. Iedereen die er geweest is, heeft me de laatste maanden wel wat gezegd over de Floriade, die gemakshalve gesitueerd is in Venlo – maar je zult het moeten lopen.
Ik vind er in ieder geval, nadat ik er gisteren ben geweest op een broeierig hete zomerdag vooral van: het heeft een omvang die alle normale menselijke maatvoering te boven gaat, en het is een allegaartje waar geen touw aan vast te knopen valt. Dat probeerde ik ook maar niet en dus heb ik zeer genoten. De enige klacht: bij veruit de meeste planten in het uitgestrekte park was de naam niet vermeld. Waardoor mijn oude, vermoeide brein de gelegenheid kreeg, nog eens flink aan de brug met ongelijke liggers te gaan zwaaien. Zodat mijn reisgenoten langzaam wenden aan: ‘Eh, ik weet het, maar ik kan er niet op komen’, tot tien minuten later, al weer een heel eind verder gedwaald ik ‘Gunnera!’ riep. Of ‘Lobelia!’ Daar hadden de reisgenoten niks aan want we stonden inmiddels alweer voor een andere plant waarvan ik moest zeggen ‘Eh, ik weet het, maar ik kan er niet op komen.’
Van andere Floriades herinner ik me vooral, dat ze bestonden uit botte reclame voor de prestaties van een van Nederlands grootste exportsectoren, de tuinbouw. En allerlei andere ongein. Die waren er nu ook, volop zelfs, maar de opzet was nu zo enorm groot dat er voldoende ruimte overbleef voor de liefhebbers van wat groeit en bloeit en altijd weer boeit. Je kon zelfs heel de hoempapa en tralala van bijvoorbeeld de buitenlandse vertegenwoordiging vergeven, de armoedige ‘stand’ van Pakistan, die eruit zag of ze geschikt was om politieke tegenstanders live te onthoofden, Turkije dat trots plastic herten en reigers toonde, Italië dat een elegant houten paviljoen had neergezet met daarin een groot aantal folders en zeer verveeld rondlopende meisjes, Tunesië dat weer eens kwam aankakken met al dat prachtige aardewerk.
De Indonesiërs hadden wel een paar mooie gebouwen neergezet en een waanzinnige maquette van de Boroboedoer en ze hadden mooie sarongs voor zestig euro en van die gekke kinderfluitjes en belletjes en een anklung waarop we, lang geleden, in een dessa in de buurt van Malang, als belangrijke gasten werden onthaald en mochten luisteren hoe een stel kinderen op dat bamboe-instrument ‘Cerisier rose et pommier blanc’ speelde.
Maar dat was natuurlijk eigenlijk de Floriade niet. Een opvallend onopvallend aspect: de onvermijdelijke reclame was vaak verborgen opgesteld, zoals in de schitterende orchideeënkas. En ach, de sprookjesachtige steltloopsters waren natuurlijk op geen enkele manier met de tuinbouwtentoonstelling in verband te brengen, maar leuk was hun optreden wel.
Kom op, ik ga niet opsommen wat allemaal nog meer. De kabelbaan? De waterpartijen? Het bos? De restaurants? O ja: de toegangsprijs is fiks, het parkeren kost een tientje maar als je zelf een paar broodjes meeneemt kun je de pittige prijzen van de horecagelegenheden wel omzeilen en het is geen rockfestival, dus het mag.
Zei ik al dat veel bezoekers – het waren er echt tienduizenden, gisteren – de indruk wekten reeds eerder heel veel eigen broodjes te hebben genuttigd?
Die dikkerds waren natuurlijk allemaal Duitsers. Het Nederlandse bezoek bestond vooral uit mooie, slanke jonge meisjes in ultrakorte broekjes met mooie gebruinde benen.
Ik sluit niet uit dat ik selectief keek, uiteraard.
_________