Het was alweer even geleden dat ik een begrafenis bijwoonde, althans: het begrafenispak, stemmig donkerblauw met krijtstreep, hing zeker al een jaar ongebruikt in de kast. Zaterdag was het weer zo ver. Het was prachtig weer, de overledene was 87 jaar en plotseling gestorven, maar het blijft natuurlijk toch altijd een klap voor de nabestaanden.
Buiten mij was er nog iemand in een stemmig kostuum, een kleinzoon van de overledene. Verder waren er nog enkele mensen in gedekte kledij. De rest van de ongeveer tweehonderd bezoekers van het crematorium had zich opgesteld voor de kledingkast en had, om voor mij onbegrijpelijke redenen, gegrepen naar een jolig geruit overhemd, een driekwart broek, bij menigeen gecompleteerd met witte gympen. Ik heb nog even overwogen of het misschien een laatste wens van de overledene was geweest om in campingtenue te verschijnen, maar ik verwierp die gedachte. Het eenzame hoogtepunt was de vrouw die in een glinsterend, klein feestjurkje was verschenen, dat haar zeer goed stond, met bijpassende tas en schoenen.
Vind er maar eens een verklaring voor.
Dan heb ik nog een aantal andere opmerkingen.
Zoals over dat piepkleine vogeltje met spitse snavel (wellicht een heggenmus) dat al enkele weken haastig opvliegt van allerlei plaatsen in de tuin, de plantenkas, de heg. Dezer dagen zat ik in de tuin te loungen en zag het vogeltje in de boom met bittere citroenen verdwijnen. Ik keek even later juist op om het volgende tafereel te zien – en houd daarbij in gedachte dat het geheel zich afspeelde in ongeveer een kwart seconde. Het vogeltje schoot de boom uit, hapte trefzeker een tamelijk groot insect, misschien een hommel, onderweg naar huis, uit de lucht en verdween weer in de boom.
Dat is ook een manier om aan de kost te komen.
Nog iets.
Ik heb de rare neiging om vooral planten te bezitten die enorme zorg behoeven. Met name mediterrane planten, die niet of slecht tegen vorst kunnen. Afgelopen winter was het raak: een palmboom kon nog net van de rand van de afgrond worden gered, een stokoude vingerplant stond er tragisch bij maar liep weer uit, een olijfboompje had het niet gered. Of toch wel? Altijd wachten tot augustus, is het devies en nu staat het uitbundig aan alle kanten takken en bladeren te produceren.
Meewarig glimlachte Sjefke begin januari over de manier waarop ik de kakiboom had gesnoeid. Hij heeft er weliswaar geen verstand van, maar gelijk had hij wel: het was géén gezicht. Ik had het bovendien vlak voor de inval van de vorst gedaan, dat snoeien, en dus vreesde ik na de vorstperiode het ergste. Maar de boom liep uit, eerst heel voorzichtig maar allengs steeds uitbundiger en nu stelt hij de olijfboom ruimschoots in de schaduw, bijna letterlijk. Bossen nieuwe takken met groot glimmend blad, een lust voor het oog.
Hoe krijgen we die de komende winter door?
Nu niet roepen: in een geruit overhemd met gympen.
NB: De kakiboom staat rechts op de foto.
__________