Vaste bewering: dromen betekenen niks. Dromen kun je vergelijken met het uitrollen van de branding op het strand – daar een patroon in zoeken en dus een verklaring is onbegonnen werk. Er zit dus geen patroon in.
Ik heb perioden waarin ik niks droom, zoals afgelopen nacht. Volgens sommige geleerden komt ‘niks dromen’ niet voor, zoals het water ook eeuwig zal blijven uitstromen op het strand. Als je ‘niks droomt’, dan komt het water gewoon niet ver genoeg het strand op om het op te merken.
Afgelopen weken heb ik een enorme variëteit aan dromen gedroomd, uiteraard steeds met het voorbehoud dat je dromen niet of nauwelijks onthoudt en het verhaal doorgaans volledig kapot maakt als je het hardop onder woorden brengt. Er gebeurt in dromen veel onvertelbaars.
Zo droomde ik deze week dat ik een groot café-restaurant zat met een goede kennis, althans, ik dacht, nee, wist zeker dat het die goede kennis was, ik kon die kennis alleen niet zien. We bespraken met elkaar hoe hoog de rekening zou uitvallen, dat doe ik in werkelijkheid ook altijd: vooraf schatten hoeveel we verteerd hebben. (Raar: in een café of restaurant verteer je dingen en thuis slik je ze gewoon door, in de verwachting dat ze verderop wel verteerd zullen worden.) Het meisje kwam met de rekening, het was een heel mooi en aantrekkelijk meisje, al zag ik haar niet (en nu al helemaal niet meer.) Het was veertig euro, zoals voorspeld. Ik gaf er vijfenveertig en zei: ‘Dat is goed zo.’
Ook herinner ik me een aangenaam gesprek met een nieuwe buurman over planten, hoe die te kweken en hoe ze heten, een wederzijdse belangstelling.
Gisteravond realiseerde ik me ineens dat ik al weken steeds hetzelfde droom. Nee, niet dat café, en niet dat gesprek over planten, maar wat ik ook droom, het eindigt altijd met een episode in een kelder onder een huis, of in een ondergrondse kerk, zoals in de cafédroom, of minstens in een labyrint van gangen, luiken, deuren die vaak op slot blijken, zoals in het geval van de buurman die mij naar zijn tuin wilde leiden. In die kerk, die kelder, dat gangenstelsel raak ik altijd hopeloos verdwaald en vastgelopen. Centraal kenmerk: ik blijf hardnekkig zoeken, hetgeen nog niet zo eenvoudig is, want als ik bij een gesloten deur komt, draai ik me om en dan is de wereld achter me totaal veranderd, zij het dan dat het nog steeds al die stoffige lichtbruine wanden, deuren en gesloten luiken zijn, in het bijna-donker of met hoogstens hier en daar een gelig schijnend peertje. Ik blijf onder dat alles volkomen rustig, het is niet angstaanjagend, niet eens erg frustrerend.
Repeterende dromen betekenen wel iets, heb ik vaker ergens gelezen. Maar wat? Wie moet ik raadplegen om hier een vinger achter te krijgen? De huisarts? De psychiater? Traumdeutung van Sigmund Freud?
Ach nee, ik raadpleeg mezelf. Al zal ik dankbaar zijn voor de eerste nacht waarin ik iets droom waarin al dat hang- en sluitwerk niet voorkomt.
Want een hypochonder als ik moet uitkijken: als je even niet oplet denk je dat de droom betekent dat je binnenkort te logeren gaat bij dokter Alzheimer.
_______