Marcel Möring beklaagt zich er in de krant van vandaag over dat echte romans niet meer geschreven worden. De echte roman, zegt hij, raakt publiek kwijt aan nonfictie en literaire thrillers – de D66 en PVV van de literatuur. En hij citeert zijn collega Coetzee, die schreef: ‘Ik heb schoon genoeg van de kunstig in elkaar gezette, knap gemaakte roman met zijn plot en zijn personages en zijn settings.’ Voor Möring is wat tegenwoordig ‘roman’ heet een uitontwikkeld genre ‘dat alleen nog iets kan voortbrengen dat nu nog witter wast, en met 25 procent extra inhoud wordt geleverd… Ook van mij mag de roman, dat staaltje knappe literair timmermanswerk wel weg.’
Hoewel ik vaag besef welke kant hij op wil, denk ik intussen toch: noem eens voorbeelden dan? Er staat gelukkig een lijstje bij van boeken en schrijvers die wel Mörings goedkeuring kunnen wegdragen, althans voorbeelden van wat hij precies bedoelt. Het zijn, zegt hij, schrijvers die het wel durfden: de inzet, de passie, de sprong in het diepe en honger naar het experiment. De ‘gevaarlijkste’ boeken die je gelezen moet hebben. Gerrit Krol, Italo Calvino, Jeanette Winterson, Max Frisch, Paul Auster en anderen.
En dan blijkt dat ik al die zestig jaar dat ik boeken lees er maar één van dat lijstje ook echt heb uitgelezen: Het boek ik uit 1951, van Bert Schierbeek. Laat ik dat nou destijds hebben gelezen als een poging tot verwoorden van een abstract schilderij – Schierbeek was ook lid van Cobra – en als een nogal modieuze woordenbrij in de tijd dat het vooral ging om epateren en provoceren. Gerard Reve noemde het rechtdoor woordkakkerij, maar was er wel over te spreken als een poging tot vernieuwing.
Beter begrijp ik Möring als hij het heeft over Ulysses van James Joyce, dat dan ook, ik hoef dat eigenlijk niet te herhalen, geen gezellig boek is dat je meeneemt naar het strand, maar dat studie eist, en vasthoudendheid en uithoudingsvermogen. Een boek dat je vertelt dat een roman niks te maken heeft met romantiek en al helemaal niks met de boeken waar tegenwoordig de tafels in de boekhandels van doorbuigen, zoals het boek dat ik momenteel lees: VSV van Leon de Winter – waarover later, veel later en ergens anders, meer. Ulysses is dan wel een boek dat de onmisbaarheid van de roman nog altijd benadrukt. ‘Er is geen vorm van kunst die met ons doet wat de roman met ons kan doen.’ En hij haalt een passage uit Ulysses aan om dit te illustreren.
‘Als Joyces Leopold Bloom, terug van de slager, een nier bakt en in de werveling van geuren staat, sist de nier in de pan, stijgen de aroma’s om hem op en daarmee het besef dat boven, in haar bed, Molly in al haar volle romigheid ligt te stoven. Dat zijn werkelijke gebeurtenissen.’ Ja. Jammer dat ik in Ulysses (nog) niet tot die passage ben geraakt.
Schreef Gerrit Komrij een dergelijk boek? Mörings artikel geeft daarover geen uitsluitsel. Hoe dan ook: als het er niet is, zal het er ook niet meer van komen, want Komrij is gisteren overleden, 68 jaar oud. Van hem heb ik maar één boek, dat vermoedelijk als grap is samengesteld: Kakafonie. Ja, inderdaad, dat is een boek dat een andere betekenis geeft aan woordkakkerij. Hem kennen we toch vooral van zijn tv-recensies, zijn bloemlezingen uit de Nederlandse dichtkunst, zijn trage kraakstem en deftige formulering, zijn vlijmscherpe beleefde beledigingen, zijn daardoor gezaghebbende beschouwingen uit de hoogte van zijn Portugese dorp.
Misschien komt er wel een leesbare en interessante biografie van hem, ooit.
Maar eerst het derde deel van de biografie van Reve, al zullen we daar, vrees ik, ook nog lang op moeten wachten.
Oom Gerard schreef ook al geen boek dat voldoet aan Mörings normen, hij staat althans niet in het lijstje waar buiten Schierbeek en Krol alleen buitenlandse schrijvers op staan, en dan nog bijna uitsluitend Engelstalige.
Het is wel mooi dat alle hier genoemde Nederlanders uit het Oosten van het land kwamen. Waar zich ongetwijfeld ook het derde deel van Mörings trilogie naar een idee van Dante Alighieri zal afspelen.
Had ik al gezegd dat ik Möring, Grunberg en Rosenboom beschouw als de nieuwe Grote Drie van de Nederlandse literatuur? Bij deze dan.
_______