Gek eigenlijk – als ik aan mezelf denk in combinatie met sport, dan is het eerste woord dat opduikt: langeafstandswandelaar.
Ik vind mezelf een langeafstandswandelaar, terwijl de laatste meerdaagse wandeltocht alweer meer dan vijftien jaar achter me ligt, en de in totaal twee echt lange wandelingen die ik maakte – een deel van het kustpad van Pembrokeshire in Wales en ruim de helft van het Pieterpad – liggen al meer dan twintig jaar achter me. Het Pieterpad is het enige langeafstandspad dat ik helemaal heb gelopen, waarbij ik moet bekennen dat ik daarvan ongeveer twaalf kilometer aflegde met de bus. Maar daar had ik een geldige reden voor.
De overbuurman is al twee keer naar Santiago de Compostela gewandeld, niet vanuit het overbuurhuis maar eenmaal vanuit de Spaans-Baskische kust en een keer vanuit Portugal, en hij gaat dezer dagen eens lekker een eind tippelen in Lapland. Hij is wel een aantal jaren jonger dan ik, en hoe dan ook: ik kijk hem met lichte jaloezie na, al weet ik dat ik het niet zou halen. Ik heb al tijden zelfs niet méér gewandeld dan een kilometer of acht.
Maar ik blijf een langeafstandswandelaar. Ik koop zo nu en dan een boek waarin zo’n wandeling beschreven wordt en ik heb moeite me in te houden om niet de meest recente gidsjes voor het Pieterpad te kopen – het pad is sinds ik het liep zelfs acht kilometer langer geworden en eigenlijk wil ik weten waar ‘m dat in zit.
Jaren geleden kocht ik het boek Sentiers des douaniers de Bretagne, het honderden jaren oude pad langs de hele kust van Bretagne dat door douaniers werd gebruikt om te patrouilleren tegen smokkelaars. Het is typisch zo’n Frans boek, een hoop gelul, gebrek aan essentiële gegevens – er staat bijvoorbeeld niet in hoe lang het pad is en hoe lang elke etappe – het is mooi uitgevoerd maar onbruikbaar als wandelgids, omdat het veel te groot is en na driemaal openklappen uit elkaar valt.
Inmiddels is er internet, waarop je niet alleen kunt vinden dat het pad 1300 kilometer lang is maar ook de route, die je in delen kunt downloaden. En ik neem aan dat er ook wel een app van zal zijn voor je telefoon.
Hoe dan ook: ik ben heel blij dat ik weet dat dat pad er is en hoe het er ongeveer uitziet maar als ik ooit nog in Bretagne kom zal het waarschijnlijk zijn voor de fruits de mer.
Zo heb ik ook een beschrijving van Grande Escursione Appenninica, kortweg GEA, een pad dat loopt over de ‘graat’ van de Apennijnen in Italië; het is ‘maar’ 375 kilometer en ik heb er ook maar een kilometer of vijftien van gelopen, op een plek waar je bij helder weer links de Tyrrheense Zee kunt zien en rechts de Adriatische.
Vanmorgen staat er in het Reizenkatern van de Volkskrant een mooi verhaal van Nell Westerlaken over het kustpad van Wales, Llwybr Arfordir Cymru, losjes uit te spreken als Wlgoeiber Arfordier Kumri. Het is 1400 kilometer lang, voltooit het pad langs de grenzen van Wales en is een samenvoeging van al langer bestaande wandelpaden. Dus ook dat van Pembrokeshire, waar we in 1990 met veel te zware rugzakken en een zoon van drie jaar die op de eerste ochtend een blik wierp op het pad en opmerkte: ik hoef niet lopen, hetgeen de inspanning van de trip ruimschoots verdubbelde en maakte dat we van de ruim driehonderd kilometer er maar honderdvijftig aflegden. Ook mede dankzij het Toscaanse klimaat dat er destijds heerste.
En weer begon het lichtjes te kriebelen.
Ditmaal uitsluitend om deze ontboezeming te schrijven. En misschien voor de zoveelste keer het rijk geïllustreerde reisverslag nostalgisch ter hand te nemen.
Straks kuier ik eens op mijn gemak naar de volkstuin. Achthonderd meter hiervandaan.
Moet ik kunnen halen.