Eigenlijk had ik voor vandaag een reserve-onderwerp bedacht, te weten de toenemende verrechtsing in het kampeerwezen. Dat kwam ook een beetje doordat ik de afgelopen dagen tweemaal een stukje had afgelegd op de nieuwste tienbaansversie van de A2 tussen Utrecht en Amsterdam – als er nog twee banen bijkomen, had ik als grap bedacht, is de A2 aldaar binnenkort breder dan lang. Mijn aandacht werd er op gevestigd doordat ik ergens de voorpagina van De Telegraaf zag met daarop de nieuwste hetze van Jules Paradijs: die vindt, meen ik, dat op die prachtige nieuwe brede weg minimaal 200 km/u gereden moet kunnen worden, in plaats van de 100 km/u die de linkse grachtengordel-elite (met designbrillen), geheel bestaande uit milieugekkies, ervoor had bedacht. Ik begreep dat in rechtse kringen deze nieuwste hetze de nodige goedkeuring kan wegdragen.
Daardoor werd mijn aandacht weer gevestigd op het feit dat op de centrale weg op de camping Mijnden in Loosdrecht de drempels zijn weggenomen en ik zag er inderdaad een Golfje rijden met 80 km/u. Maar ja, als dat al een teken is van verrechtsing dan is het bezit van een camper natuurlijk óók onder dat verschijnsel te rangschikken. En dan sta ik al gauw zelf ook in mijn hemd.
Maar het geluk is altijd met de dommen en dus horen we, wandelend in koud en geheel verlaten Alkmaar, een brandweerauto met sirene. En nog een, en nog een. Tot zeker negen uur – anderhalf lang – horen we voortdurend het gehuil van sirenes, waaruit veilig de conclusie kan worden getrokken dat de brandweer is uitgerukt met groot materiaal en daarbij assistentie ontvangt van omliggende korpsen.
Op dat moment hebben wij, aangekomen bij de bushalte van lijn 6 die ons in vier minuten terug zal brengen op Camping Alkmaar (keurig aangeharkt, zonder drempels en flink gevuld met dure campers) al in de gaten dat het stinkt, en dat een dikker wordende grijze mist dit deel van Alkmaar een sinistere aanblik geeft. De vraag is dus: waar is de brand? De buschauffeur weet net als wij alleen maar dat er een brand is, maar nog voor het vertrek roept hij door de bus, dat het een grote brand in Egmond aan de Hoef betreft.
Op de camping zoeken we de radio af naar nieuws en dan komen we een vrolijke diskjockey van iets dat RTV80 heet, voor kust en duinstreek, die van de grote brand op een industrieterrein in Egmond aan de Hoef het een en ander van horen zeggen heeft en dat in de vorm van een op entertainment gerichte toon aan den volke kond doet. De rook is zelfs in Zaanstad te zien – dat het inmiddels in Alkmaar geweldig smerig stinkt is helaas niet tot de DJ doorgedrongen.
Ze hebben hier toch ook professionele zenders? Ik tik op de laptop RTV Noord-Holland in, en verdomd, die hebben een camera of vier en twee verslaggevers ter plaatse en zenden live uit. Ook op hun website.
Nou ja, een industriebrand, moet de conclusie zijn. Komt vaker voor.
Verzekering dekt de schade, lijkt mij, bovendien. En de belendende percelen werden goed nat gehouden, begreep ik van de tv.
Toen ik mij om half elf ter ruste legde, was het sein brand meester nog niet gegeven.
Dat gebeurde om 01.00 uur, als fatsoenlijke mensen slapen. ‘De brand is afgeschaald naar GRIP 1. Bewoners kunnen neergekomen stukjes zelf opruimen, maar dan beter wel met handschoenen aan. Zichtbaar roet kan met water en zeep worden verwijderd. Als er op moestuingroenten zichtbaar roet zit, is het beter dit uit voorzorg niet te eten’, dat is de letterlijke tekst.
Vanochtend is op de radio de belangstelling verplaatst naar het gemeentehuis van Waalre.
Op slag is ook mijn belangstelling voor Egmond aan de Hoef weg.
En ik had gisteren nog wel getankt op dat industrieterrein.
_________