Aan je klasgenoten op de middelbare school kom je, zoals je later aan je buren komt: je hebt er geen bal over te vertellen. Maar aan het eind van die opleiding ga je uit elkaar en van menig verdrietig meisjesboek is dat het onderwerp geweest – voor je latere buren blijf je doorgaans volkomen onverschillig maar op de tedere leeftijd waarop je de middelbare school bezoekt, ontstaan onverwachte verbanden. Die dan ruw verbroken worden omdat je na de middelbare school allemaal naar een andere, verdere opleiding gaat en elkaar dan uit het oog verliest. Op een gegeven moment heb je nog wel een klassenfoto met daarop veel gezichten die je nog wel bekend voorkomen, maar waarbij je de namen niet meer naar boven weet te halen.
Hoe Jan, Pieter, Kees en ik te kaperen zijn gaan varen, dat verliest zich in de nevelen van de jaren vijftig, daarvan staat maar één ding vast: de enige die die tijd een man met baard was, dat was ik. Gisteren hoorde ik dat Pieter in een deel van de afgelopen vijfenvijftig jaar ook een sik had gedragen. En het kaperen dat we deden, dat was het gezamenlijk bezoek, op uitnodiging, van feestjes, partijtjes – laten we het bij de echte naam noemen: fuiven – van groepen meisjes die in hun eigen kring geen danseurs konden vinden – en jongens waren we, en ook danseurs.
Van Kees hebben de andere drie al bijna die hele vijfenvijftig jaar niets meer vernomen en ook op internet is hij geheel afwezig (Kezen met zijn achternaam genoeg, maar daar is hij niet bij), Jan en Pieter zien elkaar geregeld, Jan en ik ook, maar tussen Pieter en mij was, om wat voor reden dan ook, al die tijd een zekere afstand gebleven. Toen hij gisteren voor de deur stond, net zo vlezig intussen als ik, zag ik alleen aan die onveranderde ogen van dat spichtige mannetje – net zo spichtig als ik destijds – dat hij het was.
Tijdens het geanimeerde gesprek dat volgde bleek hoe eigenaardig die afstand tussen ons was geweest: in die vijfenvijftig jaar hebben wij geregeld dezelfde mensen ontmoet, beroepshalve dezelfde instellingen en gebouwen bezocht. Zo bleek.
Wat ook bleek: dat zo’n ontmoeting nuttig is om te kijken of zijn half afgemaakte puzzel paste in die van jou, en dat bleek het geval. Hij kon nog levendig beschrijven hoe mijn vader leed aan een maagzweer, hoe mijn moeder soms in plat Nimweegs op de lastige kinderen kon schelden – dingen die ik (bijna) vergeten was.
Ook wisten we samen een groot aantal namen te reproduceren van de andere spichtige, in slome oudemannenkleren gehulde klasgenoten op de oude, minuscule zwart/witfoto’s, en trouwens ook van een deel van de meisjes voor wie wij als danseurs fungeerden. En af en toe ook nog wel verder gingen dan dat.
Een paar uur lang was al het tussenliggende uit die ruime halve eeuw even verdwenen.
_____